[141] Aan J.A. (p. 241)
toelichting |
Het gedicht staat op p. 175 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
titel |
J.A.: Joannes Abeels? (vgl. gedicht no. [171]) |
1 |
Wanneer: Toen |
|
de schild van Vrankryk: een herberg of logement van die naam. De naam is weinig onderscheidend. In 1700 waren er in Amsterdam zeker drie logementen die 't Schild van Vrankrijk heetten: op de Zeedijk, de Nieuwezijds Voorburgwal en in de Kalverstraat, terwijl Tengnagel zestig jaar eerder ‘'t Franse schiltje tot moy Saertje’ vermeldt in zijn St. Nicolaes Milde Gaven. Die herberg is door Unger thuisgebracht als de herberg even buiten Amsterdam aan de Weespervliet, maar door Oversteegen aangewezen als de gelijknamige herberg ‘op de Dam’, een vijfde Schild van Vrankrijk dus (Reis-Boek, 1700, p. 113-115; Unger, 1883, p. 205 en p. 312; Van Lennep en Ter Gouw 1, p. 80-81; Tengnagel, 1969, p. 186). |
2 |
A-: aangesproken persoon (met tweelettergrepige naam) |
|
verheught, in: plezierig gestemd door (bepaling bij wy, r. 1) |
|
muskadel: muskadelwijn |
| |
3 |
Des naanoens: In de namiddag |
|
taalbaren: welbespraakte (wnt xvi, 650, deze plaats), taalvaardige |
|
Kapel: misschien Nicolaes Rochusz. van Capelle (1609-1695), koopman op de Oostzee, bewindhebber van de voc enz. (Elias, Vroedschap 1, p. 514-515). De naam komt bij Six alleen op deze plaats voor. |
4 |
Wat waaren wy, in taalen, niet ervaaren?: Waartoe waren wij niet in staat op het gebied van de vreemde talen? |
5 |
kliefden: ontrafelden, ontleedden |
|
op een haairtjen: met uiterste fijnzinnigheid |
6 |
en als: en sprekend als |
7 |
Syn: dwz. van Kapel |
|
mee: ook |
9 |
Daar laagen al die taalen oover boord: ‘Of daar...’ (balansschikkingszin, waarbij r. 8 functioneert als tijdsbepaling) |
|
laagen [...] oover boord: waren ... zoek, vergeten (wnt iii, i, 469-470) |
10 |
Wat raad: Wat te doen? Het antwoord is, mogelijk met een verwijzing naar Handelingen 2:13, te vinden in r. 2 hierboven. |
|
haast: opeens |
|
|