Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 562]
| |
[334] Dank aan Jakob Breine te Dantsich, voor verscheide geschenken van barnsteene konst, door syn Soon Jakob meegebracht.aant.Een gaave is aangenaam gesteente,
In 't oogh der grooten, en gemeente.
Wie gaaven brenght, werd over al,
Ontfangen, met een welgeval.
5[regelnummer]
Begeerlikheit bemint den geever,
Zoo seer, als hart, of eigen leever.
Wie huiden ergens deughd begeert,
Doet voordeel, dat hy iet vereert.
Vereeringh is een vruchtbre reegen,
10[regelnummer]
Op boesems, van een dor beweegen.
Hoe zou ik, Breine, dan uw Soon,
Uit Oosten komstigh, met een schoon
Geschenk van konst, en barnsteen kraalen,
Niet wilkom, in ons huis, onthaalen?
15[regelnummer]
O! welgekoomen Jongelingh,
Maar niet, om soo een kostlik dingh,
Van die zoo wel gewrochte gaave.
Door gaave werd de vrye een slaave.
De gaave is, als een valstrik, aan
20[regelnummer]
Den hals, van die se gaarne ontfaân.
Maar ghy, o Jonge Jakob Breine,
Ontsprongen aader der fonteine
Des ouden, die soo deughdsaam is,
Zyt welkom, om geheugenis,
25[regelnummer]
Van meer, dan vyf en twintigh jaaren,
Dat wy uw huis bevriendschapt waaren.
Schier twintigh karsenoegsten heeft
Het grootste ronde licht den kreeft
Doorwandelt dat wy wisslinx schreeven.
30[regelnummer]
En met u vaader handel dreeven.
Wel tachtigh reysen heeft de maan,
Des aavonds, ongehoornt gegaan,
Dat hy, in dienst, ons brood hielp eeten,
En 't bedde, met my, heeft gesleeten.
35[regelnummer]
Toen was ik ook een teedre spruit.
| |
[pagina 563]
| |
Maar onder wat voor geestigh kruid
Hebt ghy toen onbekent geschoolen?
Kroopt ghy uit rosmaryn, of koolen?
Uw roosje bot, 't heeft daauw, en son
40[regelnummer]
Voorts noodigh eer het bloeijen kon.
De Wyssel plantte, 't Y zal natten,
Het moet, van God den wasdom vatten.
Myn hart verfraait sich deesen dagh,
Dat ik den ouden Jakob mach,
45[regelnummer]
In syn eennaamgen Soon, aanschouwen,
De Jongen aarden meest, na d'ouwen.
Maar hoe wellustigh, en hoe bly,
Zult ghy, syn vaader, neeven my,
Te syner uur, uw ziel verheugen,
50[regelnummer]
Wan hy, gelyk een boom, zal deugen,
Die schoon gebloemt, met soeten geur,
Zal keeren, in syn vaaders deur?
Daar toe gedye 's Heemels seegen.
Daar toe te helpen, is geneegen
55[regelnummer]
Het swak vermoogen van uw vrind,
Die vrindschap meer dan gaaven mint.
Om dat uw gaaven zyn uit gunste,
Bedankt ons huis, door myne kunste.
|
|