toelichting |
Het gedicht staat op p. 13 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
1 |
Febus: Apollo, god van de dichtkunst |
|
afgevaaren: neergedaald |
2 |
de Son: waarvan Apollo immers ook god is (al is de kar niet gelijk te stellen met de zonnewagen) |
3 |
Nimfen: nl. de muzen |
|
gelyk een Non: hier waarschijnlijk met name ter benadrukking van hun maagdelijkheid |
4 |
spel: muziek |
|
Lauwerblaaren: lauriertakken. De laurier is Apollo gewijd wegens zijn liefde voor Daphne, die in een laurier is getransformeerd. |
6 |
uit myn ingeleerde bron: omdat ze hebben gedronken uit mijn Parnasbron van de uitermate geleerde dichtkunst (wnt vi, 1632, deze plaats) |
7 |
't oude outer van Lion: het oude altaar van Lyon. Suetonius, Caligula, 20 vermeldt dat Caligula in Lyon wedstrijden in welsprekendheid heeft ingesteld. Six zal uit Juvenalis' eerste satire (44) hebben geweten dat de mededingers daarbij voor een altaar (ad aram) moesten aantreden. |
8 |
Herstellen: Wederopbouwen |
|
ten stryd: dwz. het voorwerp van wedijver |
9 |
Men breekt my 't hoofd te veel: Volgens mij zijn het er (hier) te veel die zich het hoofd breken (om geleerde gedichten te maken) |
|
Den gaauwsten kroon die kroon: De vaardigste moet die krans dragen |
10 |
Met: Daarbij |
|
een Laurier: een lauwerkrans |
|
mids: echter met de bepaling dat (op voorwaarde dat) |
|
wie: al wie |
|
maar rym: slechts rijmwerk (en dus geen poëzie) |
11 |
des dichters slaaf verstrekken: de ware dichter als slaaf dienen |
12 |
verschoot: schoot wakker |
|
met opset 't rym te staaken: met het vaste voornemen niet meer te rijmen |