5 |
Hy is nochtans: Toch is hij (afhankelijk van Hoe wel, r. 1) |
|
staagh: bij voortduring (vgl. Geduurich, r. 2) |
|
van moedich onverdrach: van een laatdunkende onverdraagzaamheid (wnt x, 2096) |
6 |
spouwt: spuwt (uit minachting, omdat hij als Heer wordt gezien). Evenals in r. 7 en r. 8 is staagh hier samengetrokken uit r. 5. |
|
soute greinen: zoutkorrels (waaruit immers zijn eigenheid blijkt) |
7 |
wilt: wil hij (bij voortduring) |
|
het ronde strand: de omliggende kust |
|
met roovery: dwz. met landroof (door middel van erosie) |
8 |
onderdompelt: dompelt hij (bij voortduring) ... onder, brengt hij ... tot zinken |
|
elk ontspannen seil, en vlag: elk vrijelijk wapperend zeil en elke vrijelijk wapperende vlag (metonymisch voor: schip). Uit elk (nog versterkt door het samengetrokken staagh) blijkt dat de zee wel zeer vaak tot een dergelijke onderdompeling overgaat. |
10 |
Een zee: vgl. het beeld van r. 1-8 |
|
swelt: zwelt aan, neemt toe |
|
van myn oogentol: door de tol die mijn ogen betalen (hier zijn dus de ogen parallel met het dal van soete waaterpleinen, de tranen zijn parallel met de vlieten, fonteinen en lakken) |
11 |
doof by alle mingebeeden: bij al het gesmeek om liefde doof blijvend |
12 |
Wes: Waardoor |
|
myn lievery: mijn beminnen (wnt viii, ii, 2146, deze plaats) |
|
op hol: als een schip op hol geslagen |
13 |
werd bestreeden: wordt aangevochten |
14 |
sollebol: gerol, geslinger (wnt xiv, 2493, deze plaats: ‘eenmaal aangetroffen’) |