toelichting |
Dit sonnet staat op p. 17 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
1 |
sesamyne bloem: ‘sesambloemachtige’ bloem. De bloem van het sesamkruid is helder wit. De afleiding vind ik niet in het wnt (vgl. het substantief sesamyn in Six' gedicht no. [42], r. 9). |
|
vriendelyke: beminnelijke, lieve (wnt xxiii, 568) |
2 |
vol praalens, sonder praalen: vol prachtige kwaliteiten, zonder (daarop) prat te gaan |
3 |
Vol keurich heilighdom van deuchdelyke straalen: Vol van de fijne heiligheid van de stralende reine goedheid |
4 |
Waar op een werreld in bekooringe verviel: Waardoor een hele wereld verleid zou kunnen worden |
5 |
elpen kas: ivoren kabinerje |
|
konst, en kostlik: kunstig en kostbaar (wnt viii, i, 563) |
5-6 |
hiel [...] opgepronkt: ook voortdurend op zou sieren |
6 |
reegenhooghsche opaalen: iriserende opalen (melkwitte stenen met weerschijn in regenboogkleuren, wnt xii, iii, 1370, deze plaats) |
7 |
Kananors safier: saffieren (blauwe edelstenen) uit Cannanore (of Cananoer) aan de Malabarkust (de meervoudsuitgang is samengetrokken in koraalen) |
8 |
Heemelglans: hemelse gloed |
10 |
daar toe: bovendien, daarbij |
|
sneedich: flink (of: schrander) |
11 |
Zyn: als subject hierbij fungeren de beide voorgaande regels. Men leze achter besneen, zeedich, natuur en sneedich ‘te zijn’. |
|
eertyts: vroeger, voorheen |
|
Nimfen: hier wel voor ‘geliefde dames’ |
|
aangebeên: die ... werden aanbeden |
13 |
alleenich: in contrast met veel (r. 11) |
|
speelen: schitteren |
14 |
Dies loof ik: Dus, zo moet ik wel aannemen, ... |