annotatie |
|
|
1 |
het zy men my weerlieft, of 't zy men haat: of men mij nu wederliefde schenkt of haat |
2 |
de baan ten einde sweeten: dwz. over de gehele afstand afleggen, hoe moeilijk dat ook is |
3 |
liefdens blyk: mijn liefdesbekentenis |
|
een teerlingh: een dobbelsteen |
4 |
De worp loopt synen loop, by einde goed of quaad: De geworpen steen rolt voort, of hij nu een goed of kwaad resultaat oplevert |
5 |
Hoe?: Wat nu? |
|
meint: beweert |
|
met: net als |
|
ommegaat: ronddraait, wendt |
6 |
fier: trots |
7 |
min waardich: die wederliefde waardig is |
8 |
Wacht dat: Wacht af of |
|
blaauwe scheenen slaat: dwz. een blauwtje laat lopen, afwijst |
9 |
wacht: heb mij ingesteld op |
|
laaghste: minste, onplezierigste (ook in een verwijzing naar de hoogte van de scheenen) |
10 |
naa 't arghste voegh: op het onaangenaamste instel |
11 |
Ik ry reeds op de tongh: Ik ga toch al over de tong, Ik ben immers al het onderwerp van praatjes |
12 |
lukt my ook: mocht mij ook ... ten deel vallen |
13 |
Te hooger ryst myn luk, te soeter gloeit myn min: Dan zal mijn geluk ook des te groter zijn en mijn liefde des te warmer gloeien (nl. omdat ik mij op veel minder had ingesteld) |
14 |
Ik leght 't my hallef toe: Ik reken daar voor de helft op (vgl. wnt xvii, i, 539), dwz. Ik geef mij 50 procent kans |
|
toon my uw gunst hier in: wens mij hierbij geluk. Omdat Six S.L. dus om zijn gunst moet verzoeken, kan het zijn dat hij het was die Six het verwijt van r. 5 had gemaakt en zelfs dat r. 11 op hem van toepassing was. |
|
correctie |
In de bundel van 1657 staat op p. 14 in r. 2 van dit gedicht baam. In de lijst met Drukfeilen achterin de bundel is dit verbeterd tot baan. |