Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
[37] Hoe nietich dat de pracht der kooningen zy.aant.De Madrillees staat ree met paarden, en met muilen,
Gemant, en in gespan van Koetsen, sonder tal,
't Verscheiden lievery der Princen over al
Doet 't verweloose land van lentgebloemte oppuilen.
5[regelnummer]
De Kooningh, met syn stoet, komt langhs de wegh vol kuilen,
Door 't herfstweêr, in syn koets, van 't heerlik Eskuriaal,
Syn Venus sit ter sy, vol diamantepraal,
Syn Dochter over hun laat geen juweelen schuilen.
Hy houdt syn Majesteit, gelyk een Kooningh past,
10[regelnummer]
Syn hoed staat prachtich op, waar uit twee starren blinken,
Op al 't ontdekte volk. Maar schoon die staat zoo vast
De Son, die nieusgier mee, komt in syn oogen sinken,
Ontbloot syn kruin, en als den Kooningh blind verrast.
O wat een kleintje doet de pracht een's Kooninghs slinken.
|
|