Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
[114] Raad om naa 't Spa te koomen, aan alle miltsuchtigen.aant.Ik leek de duistre wreede vraagh
Van Sfinx, verargrende alle daagh,
Begost te vroegh, na d'aard te bukken,
Daar leggen nu de loome krukken.
5[regelnummer]
Wie my den snellen Ladas heet,
Van voogels, als Merkuur bekleedt,
Faalt luttel, want ik kan schier vliegen.
Geen swaare droom sal meer bedriegen.
De vuilnis maagh, die boose milt,
10[regelnummer]
Is wegh, en uit het lyf gevilt:
Als doenelyk bepleit van veelen.
Zoo schiep dan God onnutte deelen.
Hiel ik dat deel noch neeven 't hart,
Dewyl ik leef, waar bleef myn smart,
15[regelnummer]
My kneevlende, als de rechtspalleijen?
De nooit volpreese waaterreijen,
Die ik noch alle morgen slorp,
In 't heilsaam nieuwe Spaderdorp,
Verbraaken met vermooge handen,
20[regelnummer]
De seevenjaarge strenge banden,
En suiverden, naa veel gedulds,
Den oorspronk selve mynes schulds.
O leevenswalgers om de milte,
Kom herwaarts, hier vliet salf, en stilte,
25[regelnummer]
Uit rotsen, met een staagen stroom,
Bequaamer dan een balsemboom.
Kom herwaards, want versonde lakken
Zyn slapper dan de bronnebakken.
|
|