| |
[113] Tydkortingh te Spa, aan Raimond de Smeth (p. 192)
toelichting |
Het gedicht staat op p. 133-135 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
titel |
tydkortingh: Tijdverdrijf |
1 |
voor dry uuren: vóór drie uur 's nachts |
3 |
lichtgardynen: gordijnen tegen het licht |
4 |
bobelynen: de kuurgasten (vgl. gedicht no. [101], r. 3) |
5 |
Verdrietigh: Vervelend (wnt xix, 1449) |
7-9 |
Dat [...] hyght te voet: Zodat er ... wordt gehijgd bij het klimmen (met een enclitisch 't als plaatsonderwerp, vgl. 't in r. 10) |
|
op Spalouberghs teenen: langs de voet van de Spaloumont (vgl. gedicht no. [101], r. 11) |
8 |
steenen: gebergte |
10 |
Eer 't [...] een bergh ontmoet: Voordat er ... een confrontatie met een volgende berg plaatsvindt (vgl. de annotatie bij r. 7-9) |
11 |
Wyl: Terwijl |
|
in 't boek: dwz. in een kaartspel |
|
verkeeren: verdiept zijn |
| |
| |
15 |
Het been: De benen dobbelsteen |
16 |
Drymaal verdubbelt: Verdriedubbeld. Men speelt het rafelspel (vgl. r. 19) met drie dobbelstenen. |
|
de toogen: de speeltafels |
17 |
Fransche kraamen: deze speeltentjes of speelbanken worden waarschijnlijk ‘Frans’ genoemd omdat de voertaal bij het spel het Frans was of omdat vele kansspelen van Franse origine waren. |
|
om: omwille van |
18 |
om: tegen betaling van |
|
op 's lots gewys: naar het lot uitwijst |
19 |
Stout tergen: Overmoedig uitdagen (nl. Het been, r. 15) |
|
het hooghste raafel: de hoogste worp bij het rafelspel; een spel waarbij de speler met drie dobbelstenen drie gelijke nummers tracht te gooien. Het hooghste raafel is een worp van drie zessen (wnt xii, iii, 169, deze plaats). |
21 |
Meffert: de speelkaarten die werden vervaardigd door de Amsterdamse papierhandelaar en speelkaartenmaker Pieter Mefferdt (± 1595-1663), wiens bedrijf waarschijnlijk was gevestigd in de Reguliersbreestraat. Zijn kaarten waren gemakkelijk te herkennen, want zijn naam prijkte op de beeldenaar van klaverboer. De grote verbreiding en bekendheid van Mefferdts speelkaarten in binnen- en buitenland kunnen blijken uit de terloopse vermeldingen van ‘Peter Mafferts boek’ in het vierde Scherzgedicht (1652) van de satiricus Johann Lauremberg (1590-1658) uit Rostock en van ‘Meffer’ in het tweede deel van De Brunes Wetsteen Der Vernuften (1659). De Duitse speelkaartendeskundige Erwin Kohlmann vermeldt dat hij zijn moeder nog de uitdrukking ‘bei Peter Neffert’ (voor ons ‘de hort op’) heeft horen gebruiken (De Brune, ii, 1659, p. 202 en Kohlmann, 1965). Nadere bijzonderheden over Mefferdt zijn te vinden in de annotatie bij de gedichten no. [96], r. 254 en no. [217], r. 58. |
|
argh: hachelijk |
|
piket: het piketspel, een kaartspel met 32 kaarten voor twee personen, waarbij de spelers proberen slagen te halen of punten te maken met bepaalde reeksen van kaarten (wnt xii, i, 1791) |
22 |
Om een beschildpadt kabinet: Met als inzet een met schildpad ingelegd kostbaar kabinetje. Te Spa werd bijvoorbeeld ook gekaart ‘over een kostelyk stuk zilver laken, het welk men op het spel hadt gezet’ (Tydkortingen, 1735, 1, p. 32-33). Om als plaatsbepaling (‘gezeten aan weerszijden van’) lijkt in tegenspraak met r. 20 en kabinet kan mijns inziens niet ‘speelbord’ betekenen. |
24 |
nutter niet: niet op een nuttiger wijze |
|
te lengen: te vullen met bezigheden. De regels 11-23 en 25-74 bestaan uit bijzinnen bij r. 24. |
25 |
volle: nl. met bronwater gevulde |
26 |
Het klooster: De tuin van het klooster (vgl. gedicht no. [101], r. 341) |
|
ypen haagh: taxushaag (wnt vi, 1375-1376; vgl. gedicht no. [101], r. 342) |
27 |
Kapucius: Aan de orde der Kapucijnen. Kapucius staat hier voor: de Kapucijn in het algemeen (Michels, 1964, p. 204). |
| |
| |
|
ten dienst geschonken: Het klooster was in 1642 gesticht door Walther de Liverlooz, burgemeester van Luik (Hildebrand 11, 1946, p. 279). |
28 |
Herkruisse: Herhaaldelijk doorwandel |
|
sonken: mochten zakken |
29 |
Rourots: de heuvel aan de noordwestelijke zijde van het dorp die bekend staat als la Heid Fanard. Over deze heuvel loopt een Avenue du Cimetière die naar een begraafplaats leidt (Wybauw, Traité, p. (2) en p. 24). |
30 |
't Beginsel van het oude Spa: aan de voet van la Heid Fanard ligt het oudste gedeelte van het dorp, le Vieux Spa (vgl. gedicht no. [110], r. 3). De heuvel zou het allereerste en oudste gedeelte, 't Beginsel van het Oude Spa zijn. |
31 |
Parma: Alexander Farnese, hertog van Parma werd op 11 mei 1589 vanuit Brussel naar Spa gebracht. In oktober van dat jaar verliet hij het dorp, maar keerde er in de zomer van 1590, 1591 en in het voorjaar van 1592 terug om zijn waterzucht te kuren met Pouhonwater. In december van dat jaar stierf hij (Van der Essen, v, 1937, p. 256-383). |
|
t'huis: In 1589 arriveerde Parma per draagbaar te Spa en verliet zijn ziekbed pas 20 dagen na zijn aankomst. |
|
in riete hutten: Waarschijnlijk bedoelt Six de eenvoudige houten huisjes in het oude Spa, waarvan er vele ten prooi waren gevallen aan de brand van 1644 (Spa, son histoire, 1853, p. 13 en vgl. gedicht no. [117], r. 5). |
32 |
Het water dreef: Zijn waterzucht kuurde |
34 |
schooft: in schoven opbindt |
36 |
slee: sleedoorn |
|
doorwaaren: dwalend doorwandelen |
37 |
des smelters schuur: de smidse |
38 |
sindel: metaalslakken (wnt xiv, 1367, deze plaats) |
40 |
Van: Door |
|
Ciklops [...] slaaven: smeden. De cyclopen waren de helpers van Vulcanus, de smid van de goden. |
41 |
gesint: gestemd |
42 |
gespraaksaam: bereid wat te keuvelen. Waarschijnlijk zinspeelt Six hier op de gesprekken die hij met Raimond de Smeth voerde (vgl. de titel van dit gedicht en gedicht no. [115], r. 8-13). |
|
onderwindt: onderneemt |
43 |
Spalou: vgl. gedicht no. [101], r. 11 |
44 |
sonder sweeten: vgl. gedicht no. [101], r. 345-346 |
45 |
uit: vanuit |
|
het aakerloose groen: het geboomte waaraan nog geen eikels groeien. De interpretatie van het aakerloose groen als ‘het groen zonder eikels, dwz. het dennebos’ is niet aannemelijk (zie r. 51). |
46 |
op te doen: te bekijken |
47 |
Al bergen: vgl. r. 10 hierboven |
|
sich gaat setten: zich wendt of keert |
48 |
groene kleên, en gou servetten: metaforisch voor: landerijen, bossen, weiden, korenlanden enz. |
| |
| |
49 |
het Kreperhout: het bos rond ‘le Ruisseau de Crêpe’ ten zuid-westen van Spa. Crêpe is de naam van een gehuchtje (Plan de Spa, 1780; Michels, 1964, p. 208). |
50 |
halve bokken: faunen, satyrs |
50-51 |
woud Godesjes: bosnimfen |
51 |
transen: kruinen (wnt xvii, i, 1903, deze plaats) |
52 |
Sirinx fluitjes: panfluitjes |
|
hooren: Six en zijn begeleider horen in werkelijkheid de vogelgeluiden in het bos. |
53 |
voor: in plaats van |
|
moeden straat: vermoeiende wandelweg |
56 |
't dal van vier, of seeven uuren: de Promenade de quatre heures of de Promenade de sept heures (vgl. gedicht no. [101], r. 351 en r. 353) |
57-60 |
Aldaar ... steeken: Om erom te spelen wie van beide spelers daar, als er een van tevoren van een punt voorziene boomtak door zijn toedoen in de lucht om en om wentelt, die tak met de punt in de aarde doet belanden. En om erom te spelen wie van beide spelers de stok (nl. dezelfde tak. Of: een andere, eventueel ongepunte tak?), als die plat op de grond is gevallen, weet te spietsen met zijn scherpgepunte wandelstok. Er zou dus sprake zijn van één spel met twee kansen of van twee te onderscheiden spelen. Regel 352 van gedicht no. [101] heeft waarschijnlijk betrekking op de tweede helft van dit spel of op het tweede van deze twee spelen. De daar vermelde wandelstok (hier: prikkel) is waarschijnlijk de ‘bordon’, de vaak gebruikte en kennelijk scherpgepunte stok van de kuurgasten (vgl. gedicht no. [110], r. 14). Het zo duister aangeduide spel heeft veel weg van het in Zuid-Nederland gespeelde ‘kampen’, door A. de Cock en Is. Teirlinck als volgt omschreven:
‘Twee of meer jongens. 't Is een koewachtersspel en kan maar in weiden, waar de grond malsch en vettig is, gespeeld worden.
1. Elke speler heeft een bijna 1 meter langen stok, van onder zeer scherp gemaakt. De eerste speler smijt met machtigen zwaai zijn werptuig in den grond, waar het met zijn spits uiteinde min of meer diep blijft steken.
2. De tweede speler tracht nu met zijnen stok den eersten zoodanig te treffen, dat deze uit den grond springt en zijn eigen stok er evenwel blijft in vastzitten [...].’
Dit ‘er [...] in’ zal betrekking hebben op ‘den grond’ (De Cock en Teirlinck iii, 1903, p. 34). |
61 |
Nimfenrei: reidans van jongedames. Ook De Heer maakt melding van de gewoonte zich 's avonds met dansen de tijd te korten (De Heer, 1645, p. 133). |
62 |
Voor maaneschyn: Voor de nacht valt (vgl. gedicht no. [101], r. 357) |
|
door aangelei: onder geleide |
63 |
Princehanden: de handen van jongelingen (vgl. de aanduiding Nimfen in r. 61) |
64 |
veel: vedel |
|
branden: dansen (vgl. gedicht no. [101], r. 344) |
65 |
ringlings: in een kring (wnt xiii, 512-513, deze plaats) |
|
meet: uitvoert, uitmeet |
| |
| |
66 |
soet: aardig |
67 |
van: door |
|
ambre: amberachtige (zachte?) |
70 |
min verselt, dan als: eenzaam (met te weinig gezelschap) op zo'n moment, wanneer |
71 |
een soete reeden: een aardig relaas |
72 |
Uit: Bestaande uit |
|
|