Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 351]
| |
[208] Kusje.aant.Wat gunnen my, Roselle, uw lipjes het geluk,
Van soeten weerdruk, aan myn druk,
Wyl ghy myn kusjes drooght, en afveeght, van uw kusjes,
Zoo scheidende weersydsche lusjes?
5[regelnummer]
Het lusje, en kusje werd, met minlik rond, aan rond,
Van roosemond, aan roosemond,
Niet saam geboet, zoo 't vocht, vier lipjes by gebleeven,
Van 't eene paar werd afgevreeven.
Maar wel, als zieldaauw, die met aassemamber vloedt,
10[regelnummer]
In 't kussen soet, als hoonighsoet,
Naa scheidingh werd hersmetst van lekken, en herlekken
Des naasmaaks, van dat trekkebekken.
Als die, met suigen sroop, uit suikerrieten, trekt,
En naasoet, van syn lippen, lekt.
15[regelnummer]
Zoo veeghde Fillis nooit de kusjes van Filander,
Noch Hero van haar lief Leander.
Roselletje ghe veinst, dat ghy my liefde draaght,
Waarom dan kusjes afgevaaght?
Waarom voedt ghy uw min niet, met bedaauwde stipjes,
20[regelnummer]
Van myne lippen, op uw lipjes,
Als ik die lange smaak den daauw van elken stip,
Van uwe lipjes, op myn lip?
Nu neemt uw neusdoek wegh al wat ghe schynt te gunnen.
Hoe zal ik 't anders neemen kunnen?
25[regelnummer]
Uw kusje gaf myn kus, in 't kussen, niet zulk soet,
Als dit myn hartjen wee aandoet.
Wat staat myn kussen, naa langh minnen, naa langh loopen,
Van zulken weergekus te hoopen?
Naa 't duifje trekkebekt, met 't doffertjen, zoo schrabt
30[regelnummer]
't Syn bek niet af, en werd getrapt.
Naa dat de kusjes, by de duifjes, zyn genooten,
Zoo werd het houwlik voort geslooten.
Maar als ik, naa een kus van houwen rep, of segh,
Zoo veeght ghy 't, met myn kusjes, wegh.
35[regelnummer]
Ghy woud toen Damon badt, aan hem geen kusjen geeven,
| |
[pagina 352]
| |
Maar kreeght het, sonder teegenstreeven.
Misschien dat ghy wel wist, hoe die een kus ontfanght,
Den kusser weer een kusjen langht.
Ik sach uw mondjen, tot een lachjen, wel geneegen,
40[regelnummer]
Maar hand, noch neusdoek, om te veegen.
Hier deur kryght jelousye, in mynen boesem, groei,
En maakt, dat ik uw min verfoei.
Roselle, ik zal voortaan uw veinserytjes haaten,
Kan slechts myn min uw min verlaaten.
|
|