| |
| |
| |
[124] Brandmerk, aan Niklaas Follyn (p. 217)
toelichting |
Op 12 juli 1647 verkocht Six voor 9.000 gulden ‘een huys ende seeperie’ te Weesp aan een zekere Dirck Dommer. Op dezelfde datum werd ook een contract opgemaakt van een compagnie van Dommer met een Nicolas Follin (kennelijk een Fransman van geboorte) voor een periode van zes jaar. Follin zou de zeepziederij gaan beheren en aan Dommer in die tijd het procédé van de produktie van een speciale soort ‘Spaense seep’ leren. Dommer leverde dus het kapitaal van de onderneming (naast de aan Six af te dragen ‘cooppenningen van 't huys ende erve’ ook de gelden voor materialen en grondstoffen) en Follin bracht zijn deskundigheid en arbeidskracht in. |
|
Op 12 mei 1650 maakt Follin per notariële aanzegging Dommer het verwijt in gebreke te zijn gebleven. Uit een notariële acte van 13 september 1650 is af te lezen dat Dommer daarentegen Follin het verwijt maakte onvoldoende zeep te hebben geproduceerd van wel geleverde grondstoffen. Follin heeft daarna kennelijk de benen genomen en de gedupeerde Six (die nu waarschijnlijk naar de termijnbetalingen van de verkoop kon fluiten) zendt hem zijn Brandmerk na. Jaren later, in 1655, zat Follin (na vergelijkbare malversaties) in de gevangenis in Londen en Six schreef daarover uit Londen een dichtbrief aan zijn moeder in Amsterdam (gedicht no. [454]). De bovengenoemde actes zijn gepubliceerd in Van Dillen, Bronnen iii, 1974, p. 488 en p. 563. Six' gedicht staat op p. 155-157 van zijn bundel. |
|
annotatie |
|
|
1-2 |
Liep dan [...] wegh: Is het dan werkelijk waar, dat ... is weggelopen |
3 |
een gereeden pyn: een klaarliggend schip (wnt xii, i, 1641, deze plaats), dwz. het eerste het beste schip dat vertrok |
4 |
door zee te steeken: over te varen |
6 |
in een heime kunst ervaaren: ingewijd in een geheim ambacht (wnt vi, 474, deze plaats), dwz. op de hoogte van de geheimgehouden samenstelling van een produkt |
7 |
By schrift verplicht: Aan een contract gebonden |
|
ten orber: tot voordeel |
8 |
goede liên: goede mensen (dwz. Dirck Dommer en diens familie?) |
9 |
Het arbeidshuis: Het fabriekje, De zeepziederij |
|
om hem: terwille van hem, dwz. met hem als beheerder van het bedrijf in gedachten |
10 |
vertrouwt: toevertrouwd |
11 |
Ontvliên: In de steek laten |
|
volbracht: had volgemaakt |
12 |
En andren, met die konst, bedeelen: En anderen met die vaardigheid dorst gaan bevoordelen, nl. door in hun dienst te treden, of door hun de geheimgehouden samenstelling te verraden |
13-15 |
Geen Kandiot [...] Noch Nylenaars: Geen enkele Kandiot ... en geen van de Egyptenaren (deze aanloop wordt opgevat in hem zoo trouwloos snooten, r. 20) |
| |
| |
13 |
Kandiot: inwoner van Kandia, Kreta |
|
die loogens suigt: die leugens met de moedermelk indrinkt (vgl. de bekende paradox ‘alle Kretenzers zijn leugenaars, zei de Kretenzer’ en vgl. Titus 1:12) |
15 |
naa d'aaloudheit tuigt: naar de Oudheid leert. Six doelt kennelijk op Hermes, die naar men aannam in Egypte was aanbeden in de gedaante van een hond (nl. Anubis, de god die werd afgebeeld met een jakhalskop). Hermes was god van eerlijke, maar ook oneerlijke winst en dus beschermer van zowel kooplieden als dieven (Gautruche, 1671, p. 48-52). |
17 |
Verbonden aan een goeden heer: Wanneer zij in dienst van een goede heer zouden zijn |
18 |
meerder deuchd genooten: meer weldaad ondervonden |
19 |
dienst: dienstbetoon |
|
trouwelijkste leer: grootste gehoorzaamheid (leer: positie van een leerling of ondergeschikte, vgl. ‘bij iemand in de leer zijn’) |
20 |
Kon gelden: Waard was, Verdiende |
|
hem zoo trouwloos snooten: zouden hem ooit zo trouweloos bedriegen (wnt xiv, 2441) |
22 |
verklikken: dwz. uitleveren aan het gerecht |
23 |
schelmen ooverschot: ‘stuk ellende’ |
24 |
slikken: opslokken |
25-26 |
Maar hobt, en tobt [...] Niet noch: Maar is het niet zo, dat ... nog zwalkt en dobbert (vgl. wnt vi, 777, deze plaats). De vraag lijkt retorisch; blijkens r. 61-62 heeft Six al weet van verdere (?) wederwaardigheden van Follyn in de omgeving van Parijs. Waarschijnlijk dient zij vooral als inleiding tot de passage van r. 28-44, een navolging van Horatius' tiende Epode (Arens, 1961, p. 122-123). Het is ook mogelijk r. 25-27 niet als een vraag, maar als een bijzin van voorwaarde op te vatten. |
25 |
pyn: vgl. r. 3 |
26 |
in d'engte, op Noordens peekel: op de Noordzee, in het Kanaal |
27 |
Gegolft: Door de golven op en neer bewogen (wnt v, 392 verklaart deze plaats echter als: ‘gestroomd, gevloeid’ en laat de bepaling aansluiten bij Noordens peekel) |
|
voor by: op een plaats voorbij (wnt xxii, 1587) |
|
den toegewelden Rhyn: de dichtgeslibde Rijn (wnt xvii, i, 373), dwz. de verzande monding van de Rijn bij Katwijk. Suggereert Six hier een mogelijk vertrek van Follyn vanuit Katwijk, in tegenstelling tot zijn in r. 2 uitgesproken vermoeden? |
28 |
Zoo schud: Schud dan |
|
ongevoelgen: onaandoenlijke, hardnekkige |
29 |
Suid: Zuidenwind |
30 |
dwarsche: tegendraadse |
|
ontstooken: opgestoken |
31 |
slingh: slinger ... heen en weer (vgl. wnt xiv, 1782, deze plaats: ‘Alleen bij six v. chandelier’) |
|
dat by suisebol langs boord: opdat hij overboord mag wankelen (wnt xvi, 536) |
32 |
rooken: zieden |
| |
| |
33 |
de gramme stroom: de in woede ontstoken watermassa |
34 |
Uit vollen aâms geblaase kaaken: Door middel van uw wangen die ‘geblazen worden’ (waarmee u blaast) met alle kracht van uw adem |
35 |
Waar van: Waardoor |
35-36 |
en groove denneboom, In Beemens dichste bossen: en de dikke denneboom, in de dichtste wouden van (het bosrijke) Bohemen (vgl. Horatius' tiende Epode, 7-8: ‘altis montibus [...] trementes ilices’) |
37 |
De Son verduistre syne kar: Apollo moge zijn zonnewagen aan het oog onttrekken |
39 |
geen dan: dwz. geen enkele ster behalve |
39-40 |
d'ondergaande star Orion, schriklik voor die vaaren: de ondergaande ster (het ondergaande sterrenbeeld) Orion, angstwekkend voor schepelingen. Bij deze regels merkt Arens op: ‘Six verwerkt kennelijk de aantekening van Bondius: cuius occasus ... tristes nautas efficit’ (Arens, 1961, p. 123). Bondius' Horatius-editie verscheen in 1606 en werd meerdere malen herdrukt. Zijn aantekening heeft betrekking op de tiende regel van Epode x: ‘qua tristis Orion cadit’. |
41 |
wat: welk, een hoe vreselijk |
42 |
weersyds, van den steenen hoofde: van de wederzijdse stenen havenhoofden, dwz. die van de haven van vertrek (met name treurend om schip en menschen) en die van de bezeilde haven (met name treurend om verlies van goed, vgl. r. 44) |
43 |
wyl: aangezien |
|
het breeksiek zeegevaar: de dreigende vernielzucht van de zee |
45 |
een deughdelyke ziel: één deugdzaam, godvruchtig mens (vgl. Jeremia 5:1) |
46 |
fielen: schurken |
47 |
syn: nl. een deughdelyke ziel |
48 |
Met: Door |
|
te knielen: geknield uit te spreken |
49-50 |
Veel ... quaaden: Nog veel minder snel gaat de goede God ertoe over één boosdoener te overweldigen (vgl. ook Jona 1:8-14) |
51 |
tien: tien mensen (vgl. ook Genesis 18:32) |
|
vierigh: met vuur |
53 |
die: de man, die (de stuurman, die) |
55 |
dees euvele natuur: dit boze wezen |
57 |
zoo veel wraakvloeks bits gescherpt: zo'n enorme, venijnig tegen u gerichte en wraakzuchtige vervloeking |
59 |
elk: nl. elke van die bedrooge zielen |
|
schudde: rekel (wnt xiv, 1124) |
60 |
Vervolgende u voorvluchtge hielen: Die u op de voortvluchtige hielen zit (bepaling bij zoo veel wraakvloeks) (wnt xxii, 955, deze plaats) |
61 |
tweestryds moord: moord die een tweegevecht beslechtte. Kennelijk was Follin ook bij een tweegevecht (een duel?) betrokken geweest (vgl. ook gedicht no. [454], r. 63). |
62 |
vergooten: dwz. gepleegd |
63 |
spaaren u voor: dwz. mogen uw bestraffing uitstellen ten behoeve van, mogen u voordragen aan |
|
mik: gaffelvormige wurgstaak (wnt ix, 728) |
64 |
staal: nl. van het beulszwaard |
| |
| |
68 |
langs de werreld schaaven: u ergens op de wereld uit de voeten maken, verschuilen (wnt xiv, 316, deze plaats). Is er ook sprake van een zekere vergelijking met het lot van Kaïn (vgl. Genesis 4:12-14)? |
71 |
komt, en wreekt: zal ... komen wreken |
|
onnoosel: onschuldig |
|
|