Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
[79] Op den bergh Vesuvius, en het Swaaveldal.aant.Wy saagen staande, op 't spits, omwolkt, laagh Pluto branden,
En, in de scheemersmook, hem heerschen op syn stoel,
Omringelt met een heir van ongetelt krioel,
Gepynight van de vlam, aan eeuwige ysre banden.
5[regelnummer]
Wy lieten, na Puzool, ons oover waater landen:
Hier sengde ons schoensool, in een gloenden swaavelpoel,
Naa gissingh buurende, aan dat yslik berghgewoel,
Onse ooren slooten, van de knarselingh der tanden.
De leidsman sei, dit werd te Napels 't vaagevier,
10[regelnummer]
't Geberghte flus gesien, den mond des hels geheeten,
Al leek nu pas verschil, aan 't kryschen, en getier.
Wy vraagden, vriend, waar is den Heemel nu gespleeten?
Hy stont gelyk verset, en sprak niet eenen sier.
God zy gelooft, dat wy dien saalgen ingangh weeten.
|
|