19-20 |
't Musental, Met Febus: dus: tien oncen |
21 |
vloeijende metaal: metaalhoudend water |
22 |
tienmaal: dus honderd oncen totaal; de vaste hoeveelheid water voor de bobelins (gedicht no. [101], r. 135-154) |
23 |
schonk my: schonk mij in |
24 |
Zoo dikwils: nl. tien maal |
|
sonder eens te vraagen: sluit aan bij de bijzin in r. 23 |
25 |
dween: verdween (wnt iii, ii, 3742, deze plaats) |
|
dat Heemelsch licht: nl. de droom (vgl. ook r. 15) |
26 |
lustigh om: met zin in |
27 |
springen: opborrelen (zelfst. naamwoord) |
28 |
d'elpenbeen klauwier: het ivoren klavier (wnt vii, ii, 3602-3603, deze plaats) |
29 |
vadsche: luie, trage |
|
lier: blijkens klauwier (r. 28) een draailier, in contrast met de verhevener lier van Apollo (r. 16) |
30 |
stellen: stemmen |
|
dus: als volgt (nl. r. 31-54) |
|
op te singen: een lied aan te heffen |
32 |
om: in de buurt van |
|
u groene wandelplein: rond Géronstère lag een wandelplaats die met eiken omzoomd was (vgl. gedicht no. [101], r. 26). |
33 |
konst, en kostelyk: kunstig en kostbaar |
34 |
oopenende: purgerende |
35 |
Verliesende: Latende uitstromen |
|
onder een pilaar: onder een van de vier pilaren die het dak van Bourgsdorffs overkapping schraagden (vgl. r. 9-11) |
36 |
hield: tegenhield |
|
deerlyk letsel: welk deerlyk letsel Six hier bedoelt heb ik niet kunnen achterhalen. Blijkens Zoo 't waar is twijfelt hij enigszins aan de betrouwbaarheid van het verhaal. |
37 |
Meewaarburgh: ‘Mede-beschermer, mede-waarborg’ |
38-39 |
Van [...] Verschoont: Door ... ontzien |
38 |
's oorloghs: van de oorlog. Bedoelt Six hier een bepaalde oorlog en is die gelijk te stellen met het deerlyk letsel in r. 36? |
|
schendende ongenaâ: alles vernietigende ellende |
41 |
van elk quartier verbeidt: dat komend uit elk kamp (elke windrichting?) wordt opgewacht |
43 |
Pelgrimster: Vrouwelijke pelgrim, reizigster |
44 |
Langs ... Son: Verspreid over het gebied waar de zon in Europa schijnt (dus: overal) |
45 |
Verreist: Rondreist |
|
dichtbepekte glaasen: dichtgelakte flessen. Ook De Heer noemt Pouhon op de eerste en Géronstère op de tweede plaats als hij de mogelijkheid tot bottelen van bronwater bespreekt (De Heer, 1645, p. 48-50 en vgl. gedicht no. [114], r. 27-28). |
48 |
rykdom: rijken |
|
baasen: heersers |
52 |
den goudaar: nl. de urinestraal |