toelichting |
Tijdens een storm in het najaar van 1654 stak Six op de terugtocht van zijn eerste reis naar Engeland het Kanaal (vgl. r. 5-6) over en schreef daarop dit gedicht. Het staat op p. 587-588 van zijn bundel. |
|
annotatie |
|
|
3 |
dit hol: dit schip (wnt vi, 870) |
4 |
Van oorlogh hongrigh: Hongerig als het door de afgelopen zeeoorlog is geworden |
5 |
te slingren: nl. dit hol te slingeren |
7 |
Vergat: Is ... vergeten |
8 |
loopt golven: haar golven laat klotsen. Six bedoelt dat alle zeeën als het ware één zijn en dat de Noordzee daar evenzeer als 't meeir van Galile deel van uitmaakt. Zo kan de wereldzee ook één geheugen hebben (vgl. Vergat, hierboven). |
9 |
't meeir van Galile: het meer van Galilea (vgl. Mattheüs 8:23-27) |
12 |
Heur: nl. de vreeselyke zee |
14 |
Joppe, en Tharsis: Jafo en Tarsis (vgl. Jona 1:3-4) |
15 |
Wanneer: Toen |
|
het stuur: de stuurinrichting |
|
van storm, verkracht: door geweld van de storm nutteloos geworden |
16 |
Te wonderlyk: Op al te wonderlijke wijze, dwz. op zo'n manier dat het wel een diepere zin moest hebben |
|
iet vremds: iets ondoorgrondelijks (wnt xxiii, 359) |
|
vermoedde: deed vermoeden, liet doorschemeren |
17 |
Wes: Om welke reden |
|
verklaart: aangewezen (vgl. Jona 1:7) |
19 |
Vervaarde: Bange |
|
hopman, en matroos: kapitein en matroos van het schip waarop Six voer, parallel met de ‘opperschipper’ en de andere zeelieden van het schip van Jona |
20 |
mach: wel zou kunnen |
21 |
Zoo: Even, nl. evenzeer als Jona was |