Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
[39] Schrobbe aan een onweetenden Spanjaard.aant.Al wie een vreemdelingh hoort vreemde spraaken spreeken,
En lacht om dat syn oor, staagh huisich, ongewoon
Was vreemden ommegangh, en Leeraars klein van loon,
Belacht syn eigen self, recht by een dwaas geleeken.
5[regelnummer]
Ik, wyl ik 't Eskuriaal, dat wonder heb bekeeken,
Sprak met de Priester, die 't ons oopende ten toon,
Door mangel van veel Spaans, de spraake van Ausoon,
Een plompe Kastiljaan dorst my de guigh naa steeken.
O slimmer dan een Moom, dacht ik, en borst op 't lest,
10[regelnummer]
Ghy smaalt vilein op my, 'k mach beeter op u smaalen,
Rhinocerosche lerv', die slechts syn darmen mest:
Ik heb een kleine tongh gehoonight wat in taalen,
Doch altemets geterght, zoo euvel als de pest,
Die van Latyn kan noch een Bastaard ooverhaalen.
|
|