Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 687]
| |
[403] Trouw van Joannes Dilman geneesheer, met Elisabeth de Vry.aant.Keer.Apol, voor eenentachtigh jaar,
Van Pindus, met de neegenreijen,
Noch, op den oeffenbergh, te Leijen,
Omgroent van Peneus baakelaar,
5[regelnummer]
Viel klachtigh, aan dat wyse koor.
Hoe Dilman, die syn groene lente
Aan hem gegeeven had, op rente,
Om prys des artsenys daar voor
Te trekken, wes hy zulken soon,
10[regelnummer]
In boeken ploegende, en ervaaren,
Korts, voor syn mannelyke jaaren,
Betaalt had, met een lauwerkroon,
Die onverwelklik, goud op schaal,
In waarde, en luister, op kan haalen,
15[regelnummer]
Mids had de God der sonnestraalen
Bedongen, in verscheiden taal,
Dat Dilmans leeven t'synen dienst,
By dagh, en nacht moest vlytigh waaken,
Om sieke lui gesond te maaken:
20[regelnummer]
Nochtans hoe hy op 't onvoorsienst,
Gelyk meineedigh, om gewin,
Syn wyse troep was afgevallen,
Geraakt aan 't vryen, en aan 't mallen,
Om sich te trouwen aan de min:
25[regelnummer]
Apol, om dit verlies, verleegen,
Vroegh raad, en middelen hier teegen.
| |
Teegenkeer.De kuische Venus, schoon begeurt,
Van Mirtjes, met een oogh vol lonkskens,
Verselschapt, met heur waapenjonghskens,
30[regelnummer]
Voorsach dat Febus was gesteurt.
| |
[pagina 688]
| |
Sy daalde met een roosevlaagh,
In 't ronde der beraande schaaren,
Sy is den God te moed gevaaren,
Met soete reeden, op syn vraagh.
35[regelnummer]
O wysheits vaader, is er schuld,
By uwen soon, 't zy my geweeten,
Myn liefde deed hem u vergeeten,
Myn minles heeft syn brein vervult.
Vergun my syne frische jeughd,
40[regelnummer]
Aan eenen bloem, een roos der vrouwen,
Aan heldre deuchdsaamheit te trouwen,
Zoo trouwt geleerdheit aan de deughd.
Voorts zy syn eed aan u betracht.
Het eerste soontjen, uit bruids koffer,
45[regelnummer]
Brengh hy, voor uw altaar, ten offer,
Gelyk syn vaader hem u bracht.
Ik maak den mensch, dien ghy geneest.
Vernietight sterven uw geneesen?
Ik geef er tien, voor een, het weesen.
50[regelnummer]
Bet zyn er dan er zyn geweest.
En onder oovervloed van zielen
Zal d'aard noch van Galeenen krielen.
| |
Toesangh.Feeb te vreeden straalde goud,
Deur de glaasen, op de hoofden,
55[regelnummer]
Van de lieve twee verloofden,
Van de soete twee getrouwt.
Venus Englen, in die glans,
En een wolk van lauwerblaaren,
Strooiden mirt, en rooselaaren,
60[regelnummer]
Hielden hoogh een maaghdekrans.
| |
[pagina 689]
| |
Al de kaamer klonk van snaar,
Harp, en cyter, en cimbaalen:
En gesangh der Neegentaalen,
Seegende dat lieve paar.
65[regelnummer]
Lange moet Elisabeth,
Met Joannes saaligh leeven,
Om Apol, en Venus neeven
Aan te vokken, uit hun bed:
Troost voor sieken, steun voor staaten,
70[regelnummer]
Die op gneesers sich verlaaten.
|