Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 776]
| |
[458] Godt meest te laaten sorgen. Op de wyse van den 21 Psalm.aant.O bloemetjes, die neeven my,
Bloeit in de stille daalen,
Vergeeten van de straalen
Des donders, en der windvooghdy,
5[regelnummer]
Sich stortende, op een bergh,
Deur pyn, en dennenmergh:
Wat raakt aan ons de bange maar,
Hoe Tartars, naa begeeren,
Heel China overheeren?
10[regelnummer]
Wat raakt aan ons het ryksgevaar
Der deisende Polak,
Voor Moskou, en Kosak?
Wat raakt aan ons, hoe dat de Sweed
Syn bergen vol kartouwen,
15[regelnummer]
Van yser, uit laat houwen,
Die hy ten oorlogh maakt gereedt:
Als Duitschland heeft beleeft,
Waar Pruissen nu voor beeft?
Wat raakt aan ons, wat dat de Goôn
20[regelnummer]
Met Amsterdamsche naamen,
In hunnen raad, beraamen?
God onse God, op d'opperthroon,
Al stuuren sy het land,
Die set se naa syn hand.
25[regelnummer]
Dat elk sich moeije in syn beroep,
Na bidden, om Gods seegen,
Al loopt het luk dan teegen,
Van God gehoepelt, als een hoep,
Al drukt de teegenspoed,
30[regelnummer]
Het quetse geen gemoed.
| |
[pagina 777]
| |
Klaaght iemand, dat hy schaade lydt,
Wat goedren gaan verlooren,
Die God niet toebehooren?
Mist iemands toelegh op profyt,
35[regelnummer]
Hy sorght te min voor schat,
Die nimmer hy besat.
Laat d'Opperheer, die 't al bestiert,
De toesicht zyn bevoolen,
Van hoogh beraande schoolen,
40[regelnummer]
Waar uit de staatsucht raast en tiert,
Het boovenste onder keert,
In wat, op aard, regeert.
Werp alle pynelyke sorgh,
Op God, hy sal 't wel maaken,
45[regelnummer]
Met die hem vroom genaaken,
Hy is hun hoop, en vaste borgh,
Die hun te vreede stelt,
Hoe datse ook zyn gequelt.
|
|