[385] Op Jan Jansen de Dood, smid t'Amsterdam, die sich selven van den steen heeft gesneeden, afgebeeldt door Savooi (p. 657)
toelichting
De Amsterdamse smid Jan Jansen de Dood leed reeds lange tijd hevige pijnen van een steen in zijn blaas. Op 7 april 1651 trok hij de stoute schoenen aan: hij wachtte tot zijn vrouw naar de vismarkt was, nam een mes ter hand en sneed zich de blaas open. Eerst bij de tweede incisie gelukte het hem de steen, groot als een kippeëi, naar buiten te persen. Daarna liet hij een heelmeester komen. De wond genas voorspoedig (Wagenaar i, 1760, p. 582). Met zijn dappere optreden heeft De Dood een zekere roem verworven. Het verhaal van zijn operatie werd opgenomen in de Hollandse Mercurius van 1651 (p. 54) en de befaamde medicus Nicolaas Tulp schreef een verhandeling over de zelfoperatie, verlucht met een afbeelding van de steen en het mes (Lindeboom, 1972, p. 80 en p. 119-120). De schilder Carel van Savoy (± 1621-1665) schilderde (op Tulps verzoek?) De Doods portret: de smid houdt de uitgesneden steen in zijn linkerhand en in zijn rechterhand ligt het gebruikte broodmes. Het hierbij afgebeelde schilderij, gedateerd 1655, hangt in het Anatomisch-Pathologisch Laboratorium van het Academisch ziekenhuis in Leiden. In 1850 waren in Leiden ook nog het mes en de in zilver gevatte steen te bezichtigen (Icones Leidenses, 1973, 98). Dit gedicht staat op p. 495 van Six' Poësy.
annotatie
1
Ook dus: nl. ook door dit blijvende schilderstuk (naast de durende roem die de heldendaad hem al heeft bezorgd)
leeft: zal ... voortleven
2-3
synen blaaskrop [...] heeft ontsneeden: uit ‘de hals’ (de uitmonding) van zijn blaas ... heeft gesneden
2
acht loot: dwz. 80 gram (vgl. wnt viii, ii, 2711)
4
stout: dapper
als waaren steen, of yser al syn leeden: alsof hij geheel van steen, of ijzer, was
5
De Dood: nl. De dood, magere Hein
5-6
wat heb ik deesen man Te dooden: waarom zou ík deze man moeten doodmaken