toelichting |
Het gedicht staat op p. 255 van Six' bundel. |
|
annotatie |
|
|
1 |
Wat mach: Hoe kan |
|
doove: niet brandende, zelf geen licht gevende |
2 |
Heur droeve fakkel steeken aan: Het flauwe schijnsel van haar licht doen opvlammen met (vgl. ook blyde, r. 3 en droeve, r. 14) |
4 |
Se spiegel: Daarvoor moet ze zich spiegelen |
|
Bruidswys: zoals een aanstaande bruid zich spiegelt |
5 |
In brandglas: Het brandglas nl., dat haar flauwe schijnsel versterken kan |
6 |
Waar uit de Son syn licht moet haalen: dus: zonder Roselles oog kan de zon niet schijnen. De zon ontleent het zonlicht aan haar oog. |
8 |
der gloênde min: van de gloeiende Liefde (Cupido) |
9 |
blaaken: blakeren, branden |
10 |
De min, aansiende hear gesicht: Cupido, die haar ogen zag |
12 |
Heemelwaarts: nl. om (in dienst van de maan) de zon in vuur en vlam te zetten (uit liefde voor de maan) |
14 |
droeve: flauwe en verdrietige. De maan is verdrietig, omdat ze haar liefde niet kan laten blijken; de min zit gevangen in Roselles oog. Alleen |