toelichting |
Jacob Breine senior was bij Six' vader in de leer geweest. Hij was nu handelaar in Danzig (Gdansk). Zijn zoon, de kennelijk nog heel jeugdige Jacob junior, kwam voor een leerperiode over naar Amsterdam. Uit zijn handen ontving de familie Six ‘verscheide geschenken van Barnsteene konst’ uit het Oostzeegebied (waar veel barnsteen werd gevonden). Six bedankte namens de familie in de hier behandelde gedichten. Hijzelf ontving bij een andere gelegenheid een kostbaar bestekje met barnstenen heften (vgl. gedicht no. [165]). Later moest hij het overlijden van Breine senior betreuren in gedicht no. [365]. Over vader en zoon Breine heb ik geen nadere gegevens kunnen vinden. De Johannes Philippus Braijne die zich op 18 september 1698 inschreef als student medicijnen in Leiden kan een zoon van Breine junior zijn geweest. Hij was bij zijn immatriculatie 22 jaar oud en hij was afkomstig uit Danzig (‘Dantiscanus’). De gedichten no. [333] en no. [334] staan op p. 418-420 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
titel |
aan I.B. voor I.S.: dwz. Aan Jacob Breine (senior), in handen gegeven van Jacob junior (de Soon)? |
1 |
't alles laaten: alles achterlaten |
3 |
Terwyl ghe leeft: Als u nog leeft |
4 |
gierge: begerige, vernielzuchtige |
5 |
onthoudt: houdt ... onder zich, draagt ... niet af |
6 |
slindt: vreet ... weg (wnt xiv, 1781, deze plaats) |
7 |
is buiten ongeval: loopt geen gevaar |