| |
[332] Neetelen (p. 557)
toelichting |
Neetelen, een hekeldicht met de kenmerken van een formele verssatire, en naar het voorbeeld van Juvenalis (vgl. r. 10), veroordeelt op felle wijze het gedrag van de raadpensionaris Adriaan Pauw en admiraal Tromp bij het begin van de eerste Engelse oorlog (1652-1654). Na het vlagincident tussen de admiraals Blake en Tromp (29 mei 1652) was de dreiging van een oorlog met Engeland zo groot geworden dat de Staten raadpensionaris Adriaan Pauw (1585-1653) naar Londen stuurden om het daar al aanwezige gezantschap te ondersteunen bij de vredesonderhandelingen. Hij vertrok op 14 juni, maar zijn reis had niet het gewenste resultaat: op 10 juli verliet het gezantschap Londen, teruggeroepen door de Staten in Den Haag. |
|
Inmiddels hield Tromp zich met zijn omvangrijke vloot gereed voor de kust van Schouwen, terwijl de Engelse vloot bij Duins (even ten noorden van Dover) lag. De Staten hadden Tromp de opdracht gegeven de vloot van Blake aan te vallen zodra die in zicht kwam, terwijl het voorheen de politiek was geweest dat er pas geschoten mocht worden bij een Engelse aanval. Blake werd echter niet gelast naar Tromp, maar langs de kust naar het noorden te zeilen, waar een gekonvooieerde Hollandse haringvloot onder de Engelse kust viste en waar ook een Oostindische retourvloot werd verwacht, die langs Ierland en de Shetlands naar de Nederlandse thuishaven terugkeerde, om zo het Kanaal te vermijden. Blake zette op 7 juli vanuit Duins koers naar Hitland en tastte daar, nog tijdens de vredesonderhandelingen, de haringvissers aan. Drie dagen na Blakes vertrek uit Duins verliet de vredesdelegatie Londen en ging scheep naar Holland. Ze ontmoette Tromps oorlogsvloot in volle zee (13 juli) en de admiraal kwam |
| |
| |
|
hoogstpersoonlijk aan boord van het schip van de raadpensionaris, die hem de raad gaf eerst naar Duins te zeilen om daar de niet erg grote vloot onder Ayscue aan te vallen. Ayscue was met zijn schepen bij Duins achtergebleven om de monding van de Theems te beschermen, maar ook om de doorvaart van het Kanaal afgesloten te houden en dit laatste was met name de reden voor Pauws raad aan Tromp. De admiraal achtte zich echter gebonden aan zijn opdracht, die hem voorschreef de Engelse hoofdvloot onder Blake aan te vallen. |
|
Reeds de volgende dag deed Pauw in Den Haag verslag van zijn missie. De Statenvergadering volgde zijn raad en verstrekte Tromp nog dezelfde dag de aangepaste opdracht om, zo het weer het toeliet, op te varen naar Duins. Het weer liet het toe, maar werkte zo tegen dat Tromp eerst op 20 juli in Duins arriveerde en daar door de wisselende windrichtingen geen kans kreeg Ayscue goed aan te vallen. Op 24 juli ontvingen de Staten uit zee het bericht dat Tromp maar het besluit had genomen onverrichterzake naar het noorden te koersen om Blake alsnog aan te vallen. |
|
Een volgende brief uit zee dateert van 6 augustus. Tromp deelt daarin mee dat een zware storm in de nacht van 4 op 5 augustus zijn vloot bij Hitland uiteen heeft geslagen en dat hij met de schepen die hij nog heeft kunnen verzamelen, huiswaarts keert, zonder een schot op Blake te hebben gelost (vgl. Elias, Schetsen ii, 1923, p. 100-127). |
|
|
Reeds bij Pauws terugkeer op 14 juli was er grote onrust onder het volk ontstaan. Pauw werd ervan beschuldigd Tromp te hebben aangeraden terughoudend re zijn in zijn offensief tegen de Engelsen. Hij zou Tromp gezegd hebben slechts aan te vallen als hij zelf beschoten werd. Het gerucht ging dat Pauw in de vergadering van de Staten ernstig berispt zou zijn over zijn gedrag. Zijn sterke voorkeur voor vredesonderhandelingen boven een oorlog en zijn verbolgenheid over het naar zijn zin te vroeg terugroepen van het gezantschap werden in een kwaad daglicht gesteld. Hij zou eigen financiële voordelen bij de missie hebben gehad en er werd gesuggereerd dat hij de kostbare bibliotheek en het tapijtwerk uit de nalatenschap van de drie jaar eerder onthoofde Karel i voor een kleine som zou hebben aanvaard. |
|
De gemoederen raakten zo verhit dat de Staten Pauw op zijn verzoek voorzagen van een wacht van enkele soldaten om zijn huis in Heemstede tegen plundering te beveiligen (Colenbrander i, 1919, p. 11-12). Men uitte zijn misnoegen over Pauw en later, na de teleurstellingen van Duins en Hitland, ook over Tromp in felle pamfletten. |
|
Onder die pamfletten springen twee hekeldichten in het oog: het anonieme en op een schuiladres gedrukte Den Hekel en het met ‘Victrix Triumphat Veritas’ ondertekende (?), zonder naam of adres van de drukker uitgegeven Latet anguis in Herba (‘Er schuilt een adder in het gras’; respectievelijk Knuttel 7237 en 7238-7238a), die zich beide zowel tegen Pauw als tegen Tromp richten, al is de aanklacht vooral gericht tegen Pauw, die Tromp zou hebben omgepraat of zelfs omgekocht. |
| |
| |
|
Tot zijn verdediging formuleerde een zich als ‘Wytlander’ voordoende auteur een Apologia Voor de Heer Adriaen Paeuw, die in Haarlem verscheen (Knuttel 7239-7242). Zijn ‘particulier proffijt’ bij de missie wordt daarin met kracht ontkend. Ook de veronderstelde koop van 's konings boeken en tapisserieën wordt ontkend en vervolgens echter ook verdedigd als een te billijken transactie voor iemand ‘die besich is om de aldergrootste, aldercurieuste en vermaerste Liberye te maken van heel Duytslant en Nederlant; [...]’. Pauw zou zich in Engeland voorbeeldig van zijn taak hebben gekweten en bij de ontmoeting op zee zou hij Tromp van het laatste nieuws over de Engelse vlootbewegingen op de hoogte hebben gesteld, hem ‘Gods Segheninghe, de starckte van Simzon, de couragie van David, ende de Wysheyt van Salomon’ hebben toegewenst en hem vervolgens hebben ‘ghe-embrasseert’, zonder hem de minste terughoudendheid in de strijd te hebben aangeraden. Voorts zou Pauw juist bijzonder wijs hebben gesproken toen hij een aantal Amsterdamse kooplieden een nee liet horen, toen zij hem verzochten hun een Kanaalkonvooi voor een terugkerende zilvervloot ter beschikking te stellen: het aantal beschikbare schepen zou te gering zijn geweest om het hoofd te bieden aan de Engelse overmacht. Zij die hem dit hadden verweten lieten naar zich kijken: ‘De ydelheyt van 't breyn van dese Kaeckelaers, is dan met handen hier uyt te tasten’. De lasteraars van Pauw zouden ook niets zijn dan ‘doot Vyanden van de Vryheyt van desen Staet, eerst recht gekregen nae de Doodt des leste Prins van Orangie, [...]’, een zinsnede waarmee Pauws verdediger ten overvloede toont niet van orangistische signatuur te zijn. |
|
‘Eyntelijck’, eindigt de auteur, ‘moet ick noch tot besluyt dien Goddelosen Schelm, die eer-Dief, die armen kreupele Rijmer en Hekelmaecker, dit seggen: dat het geen konst en is yemant een lack op te werpen, yemant achter rugge te beliegen, en hondert loghenachtige dinghen na te geven: en dat het immers diergelijcke guyt als hy is, even so licht soude zijn hem ses-mael meer Schelmstucken aen te wryven als hy desen Heer doet met zijn ellendich dicht, waert dat die hem maer kende wie dat hy is: Ick vrage U dan, soude die credibel [enig geloof waardig] zijn? O neen: waerom? Antwoort om dat seggen niet en gelt sonder bewijs: So ghy nu Patriot wilt zijn van desen staet, als ghy u beroempt, en bethoonen kont dat desen Heer een verrader is, waerom komt ghy niet voor den dach en bewijst dat? op dat ghy daer voor een eerlijcke belooninghe verkrijgt, en lof en eer in lecht by alle Ingesetenen des Lants: maer dewijle dat ghy dat niet en doet soo bethoont ghy aen d'een zijde dat ghy een Fielt zijt, een Vaghebont, een Lasteraer, een Leugenaer en een Hoofsche Pluym-strijcker en Panlicker, die alsnoch van spijt barst dat hy sich selven met d'Amsterdamsche Penningen niet heeft konnen verrijcken, en zijn handen wasschen in het Bloet van die arme onnosele en goede Gemeente, en insonderheyt mede int Bloet van desen goeden Heer, en van alle zijne lieve Kinderen en Medestanders die daer tegen waren [nl. tegen de verstrekking van gelden aan Amsterdam voor de uitrusting van het genoemde zilvervlootkonvooi]’ (Knuttel 7242, fol. b3 verso). |
| |
| |
|
De staten, die zich bepaald niet ogenblikkelijk opwierpen als Pauws verdedigers (vgl. Elias, Schetsen iii, 1925, p. 31), deden eerst op 24 augustus 1652, anderhalve maand na Pauws terugkeer, een plakkaat uitgaan dat verklaarde dat hij zich goed van zijn taak had gekweten en dat zijn goede naam en faam schoonwaste van alle laster. De ‘onwaerachtige ende calumnieuse Propoosten, Libellen ofte geschriften’ tegen Pauw werden, evenals alle daden tegen zijn persoon, familie en bezittingen, verboden ‘op pene van onse hooghste indignatie ende verbeurte van Lijff ende goet’ (Knuttel 7243). |
|
|
De ‘Hekelmaecker’ die door de Apologia Voor de Heer Adriaen Paeuw was uitgedaagd zich bekend te maken, is ongetwijfeld de dichter van het hierboven genoemde hekeldicht Den Hekel. Hij maakte zich in 1657 bekend door zijn gedicht in enigszins omgewerkte vorm opnieuw te laten uitgeven in zijn bundel Poësy (p. 414-418), nu onder de titel Neetelen (vgl. de Varianten onder onderstaande Annotatie). Behalve door de anonieme auteur van de Apologia is Six ook door anderen aangevallen. Zo is de eveneens anonieme auteur van het Vervolg Van Het Rotterdams Zee-Praatje in 1653 nog zeer op Den Hekel gebeten, vooral omdat Tromp erin aangevallen was: ‘noyt is (dat ik weet) daar yets tegen gedaan noch 't selve verboden, [...]’ (Knuttel 7433, 1653, p. 4). |
|
|
Six heeft zich later van zijn veroordeling van Tromp gedistancieerd in zijn gedicht Wraake, waarin hij zich enigszins tracht te verontschuldigen (vgl. de Toelichting bij dat gedicht, no. [343]). Tegenover Pauw, die hij ook bedoelt in de felle prente van een gierigen ambassadeur (no. [130]), nam hij in zijn bundel echter nergens een mildere of excuserende houding aan. |
|
|
Het mede door dit gedicht van Six in de wereld gebrachte verhaal over Pauws aankoop van de bibliotheek van Karel i heeft nog een lang vervolg gekregen. In 1710 sprak de beroemde bibliofiel Zacharias von Uffenbach in de stad Bremen met een andere boekenkenner over Pauws bibliotheek, de vermaarde Bibliotheca Heemstediana. Uffenbach liet zich vertellen dat Pauw de koninklijke bibliotheek voor 6000 guldens zou hebben verworven, terwijl de waarde toch zeker 16000 guldens beliep (Uffenbach ii, 1753, p. 194). |
|
Een wel zeer slechte lezer van Uffenbachs Merkwürdige Reisen meende uit de beschrijving van dit gesprek op te kunnen maken dat de bibliotheek van Karel i naar Bremen zou zijn overgebracht en liet in de rubriek ‘Letterkundig nieuws’ van het weekblad Onze tolk (jg. 6, no. 40, 4 juli 1875) een anonieme vraag naar nadere gegevens hierover afdrukken. Ruim een maand later beantwoordde Johannes van Vloten de vraag in hetzelfde blad (no. 46, 15 augustus). Hij citeert in zijn bijdrage enkele passages uit Den Hekel, Latet anguis in Herba en de Apologia Voor de Heer Adriaen Paeuw en beweert met stelligheid dat Pauw de bibliotheek inderdaad zou hebben gekocht en dat Lieuwe van Aitzema, die in Engeland als Pauws zaak waarnemer optrad, de boekerij aan de |
| |
| |
|
stad Bremen zou hebben weten over te doen, omdat het ‘weinig raadzaam’ zou zijn geweest de bibliotheek naar Nederland te verschepen. Het behoeft echter geen verbazing te wekken dat recente navraag bij de Universiteitsbibliotheek van Bremen geen nadere gegevens over koning Karels bibliotheek heeft opgeleverd. Krol, die deze navraag deed, noemt Engelse literatuur waaruit blijkt dat verkoop van de boekenverzameling nooit heeft plaatsgevonden (Esdaile, 1946, p. 179; Krol, 1985, p. 85-86). Later over dezelfde kwestie nog: De la Fontaine Verwey, 1986, met name p. 110-111. |
|
annotatie |
|
|
titel |
Neetelen: Stekeligheden |
1 |
het dringen: het gedrang |
|
gebuppel: het gestrompel |
2 |
kreupel: ook als kwalificatie van de voortgebrachte rijmen |
|
geslaagen, met de kluppel: met de knuppel geslagen, dwz. zeer onaangenaam getroffen door het horen |
3 |
vaarsen: verzen |
|
onverdienende ooren: mijn oren die beter verdienen |
4 |
myn rymkruk: de kruk waarmee ik mijn rijm lopend houdt, dwz. mijn wat minder kreupele rijmwerk |
5 |
se: haar, nl. de rymkruk |
|
smyt: sla |
7 |
wacht: moet passen op |
|
rustloos: twistziek (wnt xiii, 1888) |
8 |
begosten: zijn begonnen |
9 |
Van ongerusticheit: Van onrust, wanorde (bepaling bij spel) |
|
kan slechts: al is ... alleen maar in staat |
|
verteeren: te vernietigen, te verdelgen |
10 |
met Juvenaliseeren: door felle hekeldichten te schrijven. Arens, 1961, p. 115 wijst erop dat de eerste regels van dit gedicht een vrije bewerking van het begin van Juvenalis' eerste satire zijn. Zij bevatten de traditionele apologie van de satiricus (vgl. Brummack, 1971, p. 295). |
11 |
loutre glomme: doorschijnend gloeiende (wnt v, 143, deze plaats en viii, ii, 3089) |
12 |
den tromp: de vuurmond (wnt xvii, ii, 3161) |
13 |
schoongeooghde straalen: goed gemikte en mooi bedoelde pijlen (wnt x, 2297), maar ook: vonkenregens met mooie ogen, als de staart van een ‘Pauw’ (wnt xiv, 840) |
14 |
Zoo veel als Argus tal: Zo veel pijlen als het aantal ogen van Argus, de honderdogige |
|
ontvonkt: dat door een vonk aangestoken is |
|
in Plutoos saalen: in de zalen van Pluto, de god van de onderwereld, maar ook -en dat is hier zeker betekenisvol- van de rijkdom |
15 |
Ver meest: Bovenal |
|
het Vaaderland: object bij trof (r. 13) |
|
achtentwintigh klaauwen: alle klauwen van zeven leeuwen, de Staten |
16 |
wan: als |
17 |
't ooghwit: doelwit (vgl. ook ‘het oog slaan op’) |
| |
| |
18 |
Om voor te komen, wie? van veele onnoosle vraagen: Om van de vele van onwetendheid getuigende vragen (die mij nu wel gesteld zullen worden) de vraag wie ik hier bedoel, voor te zijn |
19 |
zoo hen, als henne: zowel henzelf, als hun (wnt vi, 1316) |
|
treeken: listen |
20 |
Bekenne: Moge herkennen, doorzien |
|
klaar: puur |
|
Neerduitsch: Nederlands, dwz. duidelijke taal |
21 |
meen: bedoel |
|
den Admiraal: dwz. Tromp |
|
wien: aan wie |
22 |
trouwde: toevertrouwde |
|
langs: over |
23 |
den afgesant: dwz. Pauw |
|
't verken soude waschen: dwz. de vrede tot stand zou brengen |
24 |
Besoedelt ... verraschen: (Het verken) dat bevuild is door het gevecht waarmee Blake Tromp wilde overmeesteren. Six bedoelt dat de Engelse houding bij het vlagincident tussen Tromp en Blake (29 mei 1652) het meeste vertrouwen in het Engelse streven naar vrede had weggenomen. |
25 |
Om klaarder: elliptisch voor: Om duidelijker te spreken |
27 |
socht, of kon [...] niet treffen: heeft niet geprobeerd of was niet in staat te komen tot |
28 |
Dies: Daarom |
|
prees hy: dacht hij er goed aan te doen (wnt xii, ii, 4161) |
|
't leeger: het kamp, het onderkomen (wnt viii, i, 1393) |
29 |
Op 't eerste ontbod: Bij de eerste oproep terug te komen (wnt x, 1820, deze plaats en xi, 1065) |
|
als ook syn volmacht opgedraagen: en ook zijn mandaat, de hem toevertrouwde volmacht |
30 |
Hoe!: Wat nu? |
|
kon: zou hij soms niet in staat zijn geweest (vgl. kon, r. 27) |
|
beider zyds de vreede voorgeslaagen: de van beide zijden voorgestelde vrede |
31 |
daar: terwijl toch |
|
het hof der Kooninghsmoordenaaren: subject bij rechtsinnig hem kon krommen (r. 34) |
32 |
die: nl. de vreede (r. 30) |
|
met: te verbinden met krommen, niet met koopen |
33 |
waardye: waarde |
|
haast getelde: spoedig uitgetelde, dwz. kleine |
34 |
't geen schenken scheen: niet de indruk zou worden gewekt dat het een schenking betrof |
|
rechtsinnig hem kon krommen: hem kon ombuigen tot de (volgens het hof) juiste zienswijze |
35 |
Zoo: Dus |
|
't: nl. het sluiten van vrede (vgl. r. 30-31) |
|
gesocht: geprobeerd (de eerste mogelijkheid die r. 27 noemde, vgl. r. 30-31 voor de tweede) |
|
weesen: zo zijn |
| |
| |
36 |
gulde tongh: welsprekendheid (wnt v, 1251) |
|
soet beleesen: op een aangename wijze bezworen (wnt ii, i, 1718); met de suggestie van corruptie, vgl. gulde tongh |
38 |
eer: voorheen, ooit ... is geweest |
|
waaterveeger: dwz. vloot die de zee beheerst |
39 |
Xerxes vloot: de enorme vloot waarmee Xerxes de Grieken belaagde (485 voor Chr.) |
|
zulks: dat, nl. het stil [...] houden |
40 |
zoo vast voor uit: die op die manier een flinke voorsprong hadden |
|
buisen: de scheepjes die gebruikt werden bij de pekelharingvisserij bij Hitland (wnt iii, i, 1765) |
41 |
haaringhkruisserye: de konvooivaart ter bescherming van de haringvissers (vgl. wnt viii, i, 453) |
|
Indiaansche scheepen: de Oostindische retourschepen die ‘om de Noord’ (dwz. om Ierland en de Shetlands) terugkeerden, omdat de Engelsen het Kanaal afgesloten hielden |
42 |
zoo veel rykdoms meer: men kan hierbij denken aan de retourschepen uit de Oostzee en de Groenlandvaarders |
|
Noordens golven: de golven van de Noordzee |
|
sleepen: aanvoeren |
43 |
Blaakes tocht: op 7 juli 1652 zette Blake vanuit the Downs koers naar het noorden met de opdracht de Hollandse haringvloot bij Hitland te overmeesteren en de Oostindische retourvloot te onderscheppen. |
|
gestut: tegengehouden |
44 |
't verbond: dwz. de uitkomst van de vredesonderhandelingen met de Engelsen |
|
de krygh, by ons: de binnenlandse twist in Nederland, dwz. de burgeroorlog tussen de Oranje- en Staatsgezinde groeperingen |
45 |
staagh: bij voortduring |
46 |
Verloos: Verloor |
|
de vree: de vrede met Engeland |
47 |
Des: Daarom |
|
quansuis: voor de vorm |
|
na Duins, eerst: eerst naar Duins |
|
om: koers zettend naar |
48 |
Aisku: Sir George Ayscue, die met zijn vloot bij the Downs was achtergebleven om de monding van de Theems en de doorgang van het Kanaal te bewaken tijdens Blakes tocht naar het noorden |
|
ook: evenals de vloot van Blake (vgl. r. 43) |
|
had: zou hebben |
49 |
waar 't niet de selve reeden: als daarvoor (nl. voor zijn niet-aanvallen) niet dezelfde reden had bestaan (vgl. r. 44) |
50 |
Zoo: Dus |
|
in syn schulp: dwz. terugkrabbelend (wnt xiv, 399) |
|
weerom: rechtsomkeert |
51 |
Om: Naar |
|
hem diende: dwz. hem in de goede richting blies |
52 |
Witte [...] en Jan Evertsoon, en Banker: Witte de With, de vice-admiraal over de Rotterdamse schepen, Jan Evertsz de Oude, vice-admiraal |
| |
| |
|
over de Zeeuwse schepen en Adriaan Bankert, kapitein op een van de Zeeuwse schepen (Ballhausen, 1923, p. 296) |
53 |
wou de windvooghd dwars: dwz. als de wind in de verkeerde richting, of in het geheel niet blies. Deze interpretatie van r. 51-53 kan worden ondersteund met een passage in Het Hollants wijve-praetjen, een in Haarlem gedrukt pamflet: ‘by moy seylbaer weer houtmen krijghs-raedt en leggen te pannekoecken, en by storm en onweer wilmen met ghewelt voort, [...]’ (Knuttel 7233, fol. b verso). |
54 |
als te ver, van Blaak geleegen: zogenaamd te ver van Blake afliggend, nl. om tot een slag over te gaan |
55-57 |
Hoe ... Maas?: Om welke andere reden zou Pauw immers de volgeladen ravitailleringsschepen die voor de Hollandse vloot bestemd waren, hebben aangeraden naar de Maas terug te keren, toen die hem onderweg tegemoetkwamen? (wnt i, 1113 en vgl. wnt x, 1914) |
59 |
meer tols: meer tolgelden. De uitrusting van de Nederlandse vloot werd ten dele bekostigd uit belasting op geïmporteerde en geëxporteerde waren (Ballhausen, 1923, p. 136-137). |
|
Hoe dorst by anders: Om welke andere reden waagde hij het (vgl. r. 55) |
61 |
noch eens een: dwz. een nieuw |
62 |
Al ... verwantschap: In de hoop een gunstig bondgenootschap te sluiten, al had hij bij dat voorstel zichzelf op 't oog. Six suggereert dat het bondgenootschap vooral Pauw persoonlijk zou bevoordelen. |
63 |
Vry vorderlyker dan te voor: Nog heel wat lucratiever dan het voorheen al zou zijn geweest |
|
tot vree geneegen: omdat hij zijn zinnen heeft gezet op een vrede |
64 |
Te winnen, met wat fraais: Die verkregen kan worden met iets fraais (dwz. door iets fraais te accepteren) |
64-65 |
deesen deegen Ontblootte: dwz. deze zeemacht inzette |
65 |
meinde hy: beweerde hij in alle ernst (wnt ix, 380) |
66 |
Al won men: Al heeft men voorheen gewonnen |
|
een Vorst, van vyfentwintigh ryken: Six zal hier doelen op de Spaanse koning en met name op de in 1639 overwonnen Armada; vyfentwintigh kan slaan op ‘een onbepaald groot aantal’ (wnt xxi, 533). |
67 |
syn trooni: zijn uitgestreken smoel |
|
half oover schouder: met maar half verholen minachting (vgl. wnt xiv, 940, deze plaats) |
68 |
kooplui: de achttien Amsterdamse kooplieden die een verzoekschrift hadden ingediend bij de Amsterdamse admiraliteit. De admiraliteit zond hun brief op 25 juli 1652 door aan de Staten Generaal. De kooplieden vroegen een aantal konvooischepen ter beveiliging van een zilvervloot (waarde 15-16 miljoen gulden), die in Spanje wachtte op een mogelijkheid om terug te keren in Nederland. Pauw zou niet hebben willen ingaan op het verzoek omdat hij het aantal beschikbare oorlogsschepen niet voldoende achtte (Gardiner ii, 1900, p. 14-16; Knuttel 7242, fol. b3 recto). |
|
als syn soon: zoals zijn zoon toch ook is. Bedoeld is waarschijnlijk Reinier Pauw (1612-1652) Krol, 1985, p. 56). |
|
al syn stam: zijn hele voorgeslacht. Adriaan Pauws vader was de bekende koopman-reder en burgemeester Reinier Pauw (1564-1638). |
| |
| |
69 |
wanneer: toen |
70 |
pylers, in het vaaren: steunpilaren van de zeevaart |
71 |
met tuigh en kryghsbeschut: met krijgs- en verdedigingsmaterieel |
72 |
gierigaard: hebzuchtige |
|
meint: heeft ... op het oog |
|
eigenhaater: profiteur |
74 |
Die hy om 't Noorden niet: Degenen die hij in noordelijke regionen niet had aangetroffen |
75 |
liet: liet ... achter |
76-77 |
sich [...] op [...] trouwen: zijn lot ... van ... te laten afhangen |
77 |
ooghstmaand: augustus (toch in het algemeen geen maand met ongestaage winden, wil Six zeggen) |
78 |
Syn val is beeter, in: Het is beter dat hij terechtkomt in de macht van (vgl. ook 1 Samuël 24:16) |
79 |
's vyands: nl. 's vyands handen |
79-80 |
't Was ... steeven: Bevel te voeren, zelfs over een zo grote vloot en zeemacht zou tevergeefs zijn |
80-81 |
zoo Almoogentheit partyschap Koos: indien Gods almacht zich zou hebben gekeerd ... Hiermee commentarieert Six vol sarcasme de visie van Tromp, die reeds in zijn brief van 6 augustus vanuit zee aan de Staten meedeelde dat hij de storm bij Hitland als een ingrijpen van God zag (Gardiner i, 1899, p. 391-392). |
81 |
dit: nl. dat God zich tegen Nederland zou hebben gekeerd |
|
verhoeijen: verhinderen, afschermen |
82 |
syn eijerkorf: zijn eigen vege lijf (vgl. wnt iii, iii, 3977) |
|
koegels: kogels (van de Engelsen) |
|
boeijen: dwz. gevangenneming |
83 |
Britons: van de Britten |
83-84 |
Maar is by nu heel seeker [...] van: Maar kan hij ... nu wel vast rekenen op |
84 |
Met: Evenals |
|
't Haaghsche gat: ‘de rede, de veilige thuishaven van Den Haag’ (vgl. het Brielse gat, het Tesselse gat enz., wnt iv, 336). Six speelt hier echter met een andere betekenis van gat, nl. ‘kerker, gevangenis’ (wnt iv, 340). |
|
den schelmenwreeker: de bestraffer van schurken, dwz. de beul |
85 |
Zal: Zal ... moeten |
|
hy: nl. Pauw |
86 |
aan den staat, syn raad doet weeten: dwz. als raadpensionaris optreedt |
87 |
toonen: verantwoorden |
|
uit wat kracht: op grond van welke bevoegdheid |
88 |
Zal: Zal ... moeten |
89 |
den knecht: dwz. de raadpensionaris |
|
de Meesters: dwz. de Staten |
90 |
een hoofd der Amstelaaren: waarschijnlijk bedoelt Six de vertegenwoordiger van de stad Amsterdam in de vergadering van de Staten. Er liep een gerucht dat Pauw in die vergadering berispt zou zijn. Appelboom, de Zweedse resident bij de Republiek, deelde het gerucht mee in een brief van 27 juli 1652 aan de Zweedse kanselier Oxenstjerna (Colenbrander i, 1919, p. 7-9). In 1652 was Cornelis Bicker de Amsterdamse gecommitteerde ter ‘Vergadering van de Gemaghtighde Raden van |
| |
| |
|
Hollandt, en West-Vrieslandt’ (Dapper, 1663, fol. b recto-b verso). Six zal bedoelen dat deze in de vergadering de enige was geweest die Pauw had gevraagd ‘of hij ook Engelsche pensioenen trok’. |
92 |
snufflen: naspeuren |
|
wat: wat voor een |
93 |
Licht schuilden: Zich naar alle waarschijnlijkheid verborgen houden |
|
in tapyt, en Kooninghlyke boeken: in het tapijtwerk en de boeken uit de nalatenschap van Karel i (vgl. de Toelichting) |
95 |
betoovert wierd: is verleid (wnt ii, ii, 2237) |
|
zulke gou papieren: even kostbare waardepapieren (vgl. Kooninghlyke boeken) |
96 |
Dan of: Of dat |
|
ook: net zo (nl. net als Pauw) |
|
Alexandrynsche dieren: kameleons. Het bijv. naamwoord brengt de kameleons in verband met het uit Egypte afkomstige hermetisme. In een Engelse spotprent uit 1652 is Pauw afgebeeld met een kameleon op zijn arm. Ook daar wordt de veranderlijke kameleon geassocieerd met de geheime wetenschappen, blijkens het bijschrift ‘Stultus non occultus’ (geen ondoorgrondelijke, maar een zot). De prent werd ook in Nederland uitgegeven onder de titel De Geest van Dr. Dooreslaer (Knuttel 7285). |
97 |
Geset ... kleuren: Zodat hij, als hij op een tapijt wordt gezet, van kleur verandert, naar de kleuren van het tapijt |
99 |
Haar glans besoedelen: Haar eigen glans bezoedelen, nl. door geen recht te doen |
|
doen hakken: laten maken met gehakt. Dit gerecht is mogelijk een verwijzing naar het traditionele satirethema van het kannibalisme, dat teruggaat op Juvenalis' vijftiende satire (vgl. Geerars, 1972, p. 24). |
100-101 |
de staart [...] Met paauwen hoofd: de pauwestaart ... evenals de kop van de pauw (zoals pasteien in de zeventiende eeuw vaker werden opgesierd) |
101 |
met goud, en Engelsch loover: met Engelse gouden lovertjes (wnt viii, ii, 2921) |
102 |
den Londschen roover: de Londense rover, de roofzuchtige Engelsen |
103 |
willens: opzettelijk |
|
verlooren: verlies hebben geleden |
104 |
stop: dient ... vol te stoppen |
105 |
die baasen: die kerels |
|
verschoonen: vrijpleiten |
106 |
mach: kan ... zomaar |
|
de Duinsche slag: de overwinning van de Armada bij Duins (1639) |
|
het Vaaderland: subject |
107 |
Pinjorande: Gaspar de Bracamonte y Guzmán, graaf van Peñaranda, de Spaanse afgezant bij de vredesonderhandelingen in Munster (1648) |
108 |
den staat: subject |
109 |
verwaarloost: berooft ... van hun waarde |
|
laurieren: dwz. overwinningen |
110 |
vieren: sparen, ongemoeid laten (wnt xxi, 354) |
111 |
laagen: valse listen |
112 |
Met haar belaagers: dwz. Door met hen die het belagen, in zee te gaan |
|
waagen: op het spel zetten |
| |
| |
113 |
Hoofden, sonder hoofd: dwz. Staten Generaal zonder eenhoofdig gezag boven u |
114 |
verkleinen: vernederen, laag neerzetten |
|
wyl: omdat |
|
een spruitje: één lootje, dwz. Willem ii |
|
telgen: takken (nl. die van de stamboom van Nassouw) |
115-116 |
Voor ... saadel: bepaling bij telgen |
115 |
Voor eeuwen, al gekroont: Die eeuwen geleden al gekroond gingen |
116 |
onder voet: toen het onderdrukt was |
117 |
Een misslach aan een stad: Een ongelukkige daad tegenover een stad, nl. de aanslag van Willem ii op Amsterdam in 1650 |
|
en acht, of neegen Heeren: de zes aan de vooravond van de aanslag op Amsterdam gevangengezette vertegenwoordigers van enkele Hollandse steden (de Loevesteiners) en de beide Bickers die na de aanslag moesten aftreden. Een negende heer die geschaad zou zijn door het optreden van Willem ii kan ik niet noemen. |
118 |
Begingh: persoonsvorm bij een spruitje [...] (r. 114) |
|
bestaat: heeft de euvele moed |
|
af te sweeren: hun rechten te ontzeggen. Dordrecht had in juni 1650 een afwijzende houding aangenomen tegenover de bezending onder leiding van Willem ii. De Prins bracht een officieel bezoek aan de Hollandse steden om de bezoldiging van troepen door die steden veilig te stellen. De afwijzende houding van enkele steden die een begin hadden gemaakt met de afdanking van krijgsvolk, was voor de Prins de aanleiding tot de aanslag op Amsterdam. |
119 |
Hoe: Om welke reden |
|
oneedler: minder edele (nl. dan de Prins) |
120 |
de vierschaar [...] spannen: een rechtzitting houden (wnt xiv, 2577) |
|
dan: nl. als men Oranjes macht wèl wil aantasten wegens zijn daden |
121 |
Verdienen sy 't: Als zij straf verdienen |
|
bollen: kerels (wnt iii, i, 289) |
122 |
Of wel: Of, als men hen wel ongemoeid laat |
|
schattingh: belasting |
|
tollen: vgl. r. 59 |
|
varianten |
Het op een los blad uitgegeven Den Hekel werd ‘Ghedruckt tot Rotterdam, by Ian Gerritsz vander Vlucht 1652’. Knuttels pamflettencatalogus noemt dit echter een pseudoniem (Knuttel 7237). |
|
In het gedicht Neetelen zijn op enkele plaatsen de eigennamen in Griekse letters afgedrukt. Ik denk niet dat Six zich daarmee trachtte te vrijwaren van justitiële vervolging: de maskering lijkt daarvoor te doorzichtig en is bovendien niet overal doorgevoerd (vgl. r. 27 en r. 36). Het onderwerp van het gedicht was na het overlijden van zowel Pauw als Tromp en na de vrede van Westminster ook weinig actueel meer en kon de dichter nog maar nauwelijks belasten. |
|
Misschien wilde Six zijn satire op deze, enigszins gekscherende manier nauwer laten aansluiten bij de conventies van het genre. Daniel Heinsius had in zijn definitie van de satire immers aangegeven dat zij in verhullende bewoordingen is gesteld (vgl. Brummack, 1971, |
| |
| |
|
p. 305) en die definitie zal voor Six normgevend zijn geweest. Bovendien is hekeling van met name genoemde personen in het algemeen ongebruikelijk in de satire (vgl. Geerars, 1972, p. 17). |
|
De toevoeging van de regels 111-112 in Neetelen kan zijn ingegeven door soortgelijke overwegingen. De conclusie die uit het geval van Tromp en Pauw voortvloeit, wordt in die regels een bredere geldigheid gegeven. Het is in het algemeen immers niet zozeer de opzet van de satiricus individuen te treffen, maar algemene ondeugden te hekelen in het incidenteel gedrag van personen dat als exemplarisch voor die ondeugden kan worden aangemerkt. |
|
|
De meest opvallende van onderstaande varianten, de wijziging van de titel, kan ik niet nader toelichten: mogelijk zag Six zijn heruitgegeven gedicht liever niet onmiddellijk geassocieerd met de hiervóór in de Toelichting geciteerde virulente passage uit de Apologia Voor de Heer Adriaen Paeuw. |
|
titel |
Neetelen < Den Hekel |
1 |
gehuppel < 't gehuppel |
2 |
Van kreupel rymsiek volk < Der kreup'le Rijmers-rey |
3 |
om < omd' |
4 |
dien lompen hoop < dat lompe volk |
12 |
tromp < Tromp |
|
mond < muyl |
14 |
veel < sterk |
15 |
Ver < Verd' |
16 |
wan men < alsmen |
|
wil < wilt |
19 |
zoo hen, als henne < en haar en haare |
23 |
Ik < En 'k |
|
den < dien |
25 |
Τρὸμπ en Πᾶαυ < Tromp en Paauw |
28 |
Dies prees hy < Des docht hem |
29 |
Op 't eerste < Goedt op 't |
32 |
met, aan hem verkochte < self als met verkofte |
33 |
waardye, voor haast getelde < waardy aan hem, om kleyne |
34 |
kon < kan |
35 |
gesocht? < ghesocht. |
36 |
syn gulde tongh Tromp anders soet < hy anders Tromp zoo smakelijk |
37 |
Om stil te houden, met syn schriklik < Met zijn vergulden tongh, dat hy zijn |
38 |
Veel schrikliker, dan eer des Amstels < Als Xerxes nimmer had, dat lijk een |
39 |
Of Xerxes vloot? En zulks, tot voordeel < Als eer geleek, stil hiel, ten nutte |
40 |
Teems < Taams |
41 |
haaringhkruisserye < Haringh-kruyssery |
43 |
of < en |
44 |
't verbond gekreukt < de Vree gekrenkt |
|
by < van |
| |
| |
45 |
stroopen < 't stroopen |
46 |
docht hem < dacht hy |
|
waard zoo duur < waardich zoo |
47 |
seilde Tromp quansuis, na Duins, eerst om < liep Tromp noch eerst heen na Duyns, en sach |
48 |
ook had, in den grond < in den grondt ook had |
50 |
weerom < door zee |
51 |
wierp < smeet |
52 |
Riep < Vroegh |
|
Jan Evertsoon, en < aan Evertse, en aan |
54 |
als te ver < ver genoegh |
55 |
Πᾶαυ < Paauw |
|
afgelaaden < afgeraaden |
59 |
gespilt < verspilt |
61 |
Haaghsche hof < Haagsch gesach |
62 |
sich < hem |
|
vorderlyk < 't vorderlijk |
64 |
fraais. < fraays? |
66 |
men < men 't |
68 |
als < lijk |
70 |
hen < haar |
73 |
Τρὸμπ keert < Tromp komt |
|
kousse < kous |
74 |
Die hy < Haar die |
|
niet, en die syn vloot niet < hy, noch die hem nimmer |
76 |
Hy < Doch |
|
ongestaage < 't stormen van de |
77 |
strekt hem, tot geen schanden < is hem gheen oneere |
78 |
roe, van 's Heemels handen < handen van den Heere |
79 |
grooten < groot een |
80 |
Almoogentheit < d'Almogentheyt |
81 |
teegen < tegens |
|
kan < kon |
82 |
en voor < of de |
83 |
Britons < Brittens |
|
heel < al |
84 |
Πᾶαυ < Paauw |
87 |
kracht < macht |
89 |
de < sijn |
92 |
scorpioenen < Schorpioenen |
93 |
schuilden < schoolen |
95 |
gou papieren? < gou-papieren? |
97 |
op < voor |
98 |
hen < dees' |
99 |
Haar glans besoedelen? < Besoedelen sich self? |
101 |
paauwen hoofd < 't Paauwen-hooft |
|
goud, en < goudt van |
102 |
hen < haar |
103 |
verwaarloost < verreukloost |
| |
| |
104 |
stop < stopt |
105 |
Men siet, wee hen, niet wat, die < Ik sie niet, wee haar, wat dees |
107 |
Pinjorande < Pignorande |
108 |
verquantselen ter < verkoopen heel te |
111 |
Men moet de welvaard van 't gemeen gekrenkt, door laagen, < - |
112 |
Met haar belaagers, voor de tweedemaal, niet waagen. < - |
115 |
eeuwen, al < eeuwen langh |
117 |
Een < Voor een |
|
een stad < den Stadt |
118 |
bestaat < bestondt |
119 |
teegen < tegens |
120 |
het land < den Staat |
|
annotatie |
|
|
15 |
Verd': Veruit, In de eerste plaats (vgl. wnt xviii, 1887) |
32 |
verkofte: verkochte |
103 |
verreukloost: roekeloos benadeeld |
107 |
Pignorande: mogelijk alleen een variant in spelling, niet in klank |
|
|