16 |
sin: verstand |
17 |
waanwys, als een Pan: Pan daagde Apollo uit tot een wedstrijd in het fluitspelen |
|
Ook schoon ik haar wil prysen: Ook al ben ik het dan slechts, die haar wil prijzen |
18 |
Noch nooit veracht van wysen: Haar, die toch nimmer door een wijs man veracht is (met de implicatie: ‘en die dus mijn lof niet nodig heeft’) |
19 |
deftigste: edelste |
20 |
sich [...] vermeeten: het wagen, zich aanmatigen |
|
die Son: nl. Christina. ‘De zon met houtskool aftekenen’ is spreekwoordelijk (vgl. Harrebomée i, 1856, p. 337). |
22 |
Niet juist: Niet zozeer |
23 |
met Pallas dubble kranssen: met de dubbele erekrans van Pallas Athene (de krans van wijsheid en kunstzinnigheid) |
25 |
den nydigaards: de afgunstige kwaadsprekers |
26 |
steeken: nl. met valse verdachtmakingen |
27 |
glimpen: schitteringen |
31 |
spouwt: spuwt |
32 |
seetels: tronen |
33 |
Gustaaf: nl. Gustaaf Adolf (1594-1632) |
|
braave: edele en dappere |
34 |
Alleen: dwz. Zonder hulp van andere landen |
|
quaader: verwoeder |
35 |
Jupyn: De ‘Jupiter’ van het Duitse rijk, keizer Ferdinand ii (1578-1637) |
|
den Aarends rugh: de rug van de arend uit het Duitse wapen. De arend is ook een vast attribuut van Jupiter. |
37 |
in Lutsens slagh: de slag bij Lützen tegen Wallenstein (november 1632) |
38 |
Helddaadigh: Bij het verrichten van heldendaden |
39 |
Zoo meind: Toen dacht ... |
|
oei me: ‘wat overkomt me?’ |
|
wat schim: welke verschijning |
|
weerhoudt: houdt ... tegen |
|
slechte veeder: armzalige (voor dit onderwerp geenszins geschikte) schrijfpen. In 1631 had Vondel op Gustaaf Adolfs opmars zijn gedicht Maeghdeburghs Lijckoffer geschreven. In het opdrachtvers van dit gedicht aan Gustaaf Adolf (Aen Den Koning, wb Vondel iii, p. 359) prijst Vondel de koning zeer uitbundig: |
|
|
Wie lust schept in uw' lof, voltoyt de saeck met swygen: Het menschelyck begryp en kan soo hoogh niet stygen. De sterffelycke tong die stamelt van een' Godt. |
|
|
Mogelijk was het de herinnering aan deze ‘Goddelijke’ (maar een jaar later toch gesneuvelde) Gustaaf Adolf, die Six' pen tegenhield. De schim van de Godt bracht ook hem aan het stamelen en, anders dan Vondel, besloot hij letterlijk de lof van de koning en zijn dochter ‘te voltooien door te zwijgen’. |
|
correctie |
Op p. 467 van de bundel van 1657 staat in r. 27 van dit gedicht schynheilige. In de lijst met Drukfeilen achterin de bundel is dit gewijzigd in schynheilge. |