| |
[374] Voorwind, naa Nieuw Batavie, [...] (p. 639)
toelichting |
Dit gedicht op het afreizen van de Amsterdamse stadssecretaris Gerard Hulft naar Batavia (1654) is, voordat het werd afgedrukt in Six' Poësy van 1657 (p. 481-483), uitgegeven in Klioos Kraam, Vol Verscheiden Gedichten, een verzamelbundel van uiteenlopende gedichten van een groot aantal bekende en minder bekende dichters en dichteressen, waarvan te Leeuwarden in 1656 een eerste en in 1657 een tweede ‘Opening’ (of deel) verscheen. Six' gedicht is in ‘D'eerste Opening’ opgenomen op p. 129-131 en ondertekend met ‘I.S.V.C.’, zoals ook de Bladwyzer slechts zijn initialen vermeld. Het is het enige gedicht |
| |
| |
|
van Six in de beide deeltjes van Klioos Kraam. De verschillen tussen de versie van het gedicht in Klioos Kraam en die in de bundel Poësy zijn toe te schrijven aan enkele herzieningen door de dichter, naar kan blijken uit de opgave van Varianten, die volgt op onderstaande Annotatie bij de versie van 1657 van het gedicht. |
|
Aan Gerard Hulft en zijn reis naar Oost-Indië heeft Vondel enkele gedichten gewijd en zijn Op Den Tafelkrans Voor den Heer Geeraert Hulft is eveneens opgenomen in het eerste deeltje van Klioos Kraam (p. 8-11, vgl. wb Vondel v, p. 808-810). |
|
annotatie |
|
|
titel |
Voorwind: Gunstige wind |
|
't Schip de Paarle: het jacht De Parel, een voc-retourschip, dat in 1653 vanuit Batavia naar Nederland was vertrokken. Het keerde, met Gerard Hulft, terug in Batavia op 21 oktober 1654 (Generale missiven ii, 1964, p. 746). |
|
Geeraard Hulft: Gerard Hulft (geboren in 1621, in 1656 op Ceylon tegen de Portugezen gesneuveld), secretaris van Amsterdam (1645-1654). Hij vertrok in 1654 in de functie van directeur-generaal en eerste raad en met een gesloten commissiebrief om het gouverneurgeneraalschap van de voc op zich te nemen, als die functie moest worden waargenomen bij zijn aankomst (Elias, Vroedschap i, p. 536-537, De Balbian Verster, 1932 en Rauws, 1936; vgl. ook Six' vermelding van zijn vrijwillige krijgsdienst in de eerste Engelse oorlog: gedicht no. [351], r. 33-36). |
1 |
seildrigh hout verwulft: zeildragend houten gewelf (vgl. wnt iii, ii, 3341 voor het achtervoegsel -drigh) |
3 |
Amsterdams steehuisjuweel: juweel van het Amsterdamse stadhuis (vgl. de naam Paarle, hier als ‘pareloester’ te interpreteren) |
5 |
Te lossen: Aan wal te zetten |
6 |
baadt: bespoelt |
7 |
Jakatra: Djakarta, Batavia |
|
't reeryk strand: de kust vol aanlegplaatsen |
10 |
Zoo kromme mylen als se gaan: Hoeveel niet in een rechte lijn te varen mijlen ze ook lang zijn |
11-12 |
Schier ... sonneschyn: Bijna twee maal door de scheidslijn die het gebied waar het zonneschijnsel vertoeft, in twee gelijke helften verdeelt, dwz. Bijna twee maal de evenaar doorkruisend die het gebied tussen de keerkringen in tweeën deelt. De reis voerde immers één maal (ten westen van Afrika) door de evenaar, aangezien Djakarta iets ten zuiden daarvan ligt. |
13 |
Geleiden u: Mogen u voeren (r. 9 functioneert hierbij als subject) |
14 |
daar: waar |
|
dat eiland: nl. Java |
15 |
moer van paarlemoer: ‘moeder’ (groeibodem) van de ‘parelmoeder’, de parelmoerschelp die de parel voortbrengt (wnt xii, i, 472) |
16 |
Gewossen, aan heur mossigh snoer: Die gegroeid is aan het met mos begroeid rif (de rij van zeerotsen, die door de pareloesters die erop gegroeid zijn, geworden is tot een mossig parelsnoer) |
| |
| |
17 |
Warsch teegen: Afkerig van, Afgunstig tegenover |
|
't eike boschjuweel: het eikehouten juweel van het bos, dwz. het prachtige eiken schip, dat vaart in opdracht van het Boshuis, het hoofdgebouw van de voc in Amsterdam (vgl. gedicht no. [467], r. 3) |
18 |
Ontmoete: Moge ... tegenkomen |
|
uw bruisend zeekasteel: subject |
20 |
zulken schat: nl. zo'n steehuisjuweel als Hulft is |
|
slingh: zal slingeren (wnt xiv, 1782, deze plaats, ‘Alleen bij six v. chandelier’) |
21 |
grooter hartseer: nog groter verdriet (nl. nog groter dan het verdriet over Hulfts vertrek) |
22 |
te noo: node, tot zijn leedwezen |
|
den kolk: de grondeloze zee |
23 |
Ontvremden voelt: Bemerken moet dat ... ontsteelt |
25 |
Plichtpleegende beleefdicheit: Plichtsgetrouwe zachtaardigheid en kundigheid (vgl. wnt ii, i, 1686 en 1688) |
26 |
kloek: verstandig |
27 |
De heimelbank: De bank van ontvangst, van inkomsten. wnt vi, 475 weet met deze plaats niet goed raad. Frederiks, 1883, p. 276 leidt het woord af van ‘Heymael, gerecht’ en verklaart ‘schepenbank’, maar ik zie niet hoe Hulft die zou hebben Geheimelt, r. 28. Heimelen of hemelen betekent ook ‘bergen’ (wnt vi, 557) een een heimelbank zou dus een bank van te bergen, te innen gelden kunnen zijn. |
|
't seegelkruis: het gekruiste zegel, het stadszegel met het wapen van Amsterdam |
28 |
Geheimelt: Beheerd, Met zorg behandeld (vgl. wnt vi, 557) |
29-32 |
het [...] Als Godspraak [...] viel: zoiets als een Goddelijk woord is toegevallen (nl. aan het damgekriel) |
29 |
van de vensterpui: vanuit het venster in de pui |
30 |
wilkeur: verordening |
|
naa gelui: na het luiden van de stadhuisklok dat aan een afkondiging vooraf ging |
31 |
Afleesende: Bij het afkondigen van (absolute constructie) |
|
het damgekriel: het gekrioel van mensen op de Dam |
|
den Heemel: woordspeling met heimelbank en Geheimelt |
33 |
roover: zeeroversschip |
35 |
troost zich: spreekt ... zich hoop in |
36 |
In hoop gewisser: Waarbij zij een zekerder gegronde verwachting koestert (nl. zekerder gegrond dan de in r. 35 bedoelde hoop) |
37 |
Hoogeraad: vgl. de annotatie bij de titel |
39 |
sich [...] rekt: zich uitstrekt, reikt |
|
in: tot in |
40 |
een wet verstrekt: de wet stelt |
41 |
Langs rykdoms zee, van Indostan: Langs de rijke kust van de zee rond India |
42 |
de werldstraat Anian: de zeeëngte die Beringstraat heet sinds kapitein Bering in 1728 de reeds lang veronderstelde doorvaarbaarheid ervan aantoonde |
43 |
Hoe: Waarom |
44 |
Vol schaatrens, onder 't algemeen: Vol vertier onder de volksmassa |
| |
| |
45 |
Op: Vanwege (nl. op de been, vanwege) |
|
't baldren: het donderen (van saluutschoten) |
|
het gootlingh stuk: het gotelingstuk, het gegoten kanon (wnt v, 454) |
46 |
uw behouwen reisgeluk: uw bestendige geluk op reis (vgl. ‘behouden reis’; uw verwijst naar het schip De Parel) |
47 |
Wyl dat: Terwijl |
|
vol vaards: vol beweeglijkheid |
|
vast: onafgebroken |
48 |
In: Bij |
49 |
hortende: over de bodem schokkende en stotende |
50 |
Een schip, een schip van 't Vaaderland: Deze uitroep geeft antwoord op de door Hoe, r. 43 ingeleide vraag. |
51 |
grimmelt bol, en dik: krioelt uitpuilend en ondoordringbaar vol (wnt v, 778, deze plaats) |
52 |
in een oogenblik: weldra |
55 |
junk: jonk (wnt vii, i, 395, deze plaats) |
56 |
t'ontfaan: te ontvangen |
|
uw raadskleinood: het kleinood van uw raad, dwz. van de Raad van de voc, die zeggenschap had over het aangesproken schip |
57 |
met: vergezeld van. Hulft brengt als het ware de tijding van de vrede van Westminster, die in werkelijkheid al wel bekend zal zijn geweest. |
|
der Englen vreedeson: de zon van de vrede met Engeland, met de bij Six veelvuldig voorkomende woordspeling met ‘engelen’ |
58 |
uit de midnacht spon: uit het middernachtelijk bed (van de oorlogsduisternis) |
59 |
Vry schooner: Zeker zo fraai |
60 |
Bedompelt onder kryghsgewaad: Hoewel die nog op akelige wijze in een oorlogsgewaad gekleed gaat (wnt ii, i, 1205, deze plaats) |
61 |
't daagend morgenrood: nl. dat van der Englen vreedeson |
62 |
oover 't Noorden: op het noordelijk halfrond, dwz. in het vaderland (vgl. de annotatie bij r. 11-12). In de Indische Oceaan hadden de Hollanders de Engelsen het hoofd kunnen bieden, maar de voc had veel verliezen geleden door de oorlog in de Europese wateren (Snapper, 1959, p. 114). De vredestijding zou in Batavia dus zeker zo welkom zijn als in het vaderland, bedoelt Six. |
63 |
Dat: dwz. Het raadskleinood, dat |
|
syn glans, in goud: zijn glans in goud gevat, dwz. zijn waardevolle bijdrage aan het bestuur, wanneer hij zal zijn opgenomen in de Raad (als een parel in een zetting) |
64 |
den Raad: de bestuursraad van de voc |
66 |
's Persers paarlevisschery: de parelvisserij van de Perzen, een belangrijke bron van inkomsten voor de voc. Uit een overzicht van februari 1654 blijkt dat het Perzische ‘comptoir’ van de voc na dat van Japan de meeste winst opleverde. In dat overzicht is ook sprake van ‘acht bondels met peerlen’, dwz. acht ‘doty-sackens’ (jutezakken) vol parels, die een waarde van meer dan 50.000 guldens zouden vertegenwoordigen (Generale missiven ii, 1964, p. 205, p. 733 en p. 742-743). |
67 |
Dit voorspel: Deze feestelijke proloog die de werkelijke gebeurtenissen voorspelt |
| |
| |
|
in verrukten geest: ontstaan in een in vervoering, in ‘furor poeticus’ geraakte geest |
68 |
ook: nl. evenals onse borgery, r. 35 |
|
flus bedeest: die plots tot inkeer komt |
69 |
ongerust: nl. ongerust over de gevaren van de zeereis |
70 |
leidt: begeleidt |
72 |
Hun waapenstoel: Hun fort te Batavia |
73 |
eer langh: binnenkort |
|
hy: nl. de dichter, Six zelf |
|
alzoo: even |
74 |
Syn landingh: Het bericht van zijn (Hulfts) aankomst |
|
welkomme: moge verwelkomen |
75 |
Die maar: Die boodschap, mare (van de behouden aankomst van zijn broer) |
|
uit syn broers verhaal: uit de beschrijvende brief van zijn broer |
76 |
Slaaf, laas! te Piply, in Bengaal: Slechts een slaaf, helaas, te Pipeli in Bengalen! Joannes Six' broer Justus of Joost was in 1647 naar de Oost vertrokken, waar hij werd aangesteld op het voc-‘comptoir’ Pipeli in Bengalen (vgl. de Toelichting bij het gedicht op zijn vertrek, no. [156]). Joost Six wordt door zijn broer een slaaf genoemd, waarschijnlijk omdat hij bij de voc in dienstbetrekking was en verantwoording moest afleggen van zijn doen en laten. |
|
De druk die de voc op grond van het aangegane contract op hem kon uitoefenen, kan blijken uit het verhaal van zijn tocht naar Batavia in januari 1661. Hij reisde toen op eigen gelegenheid van Bengalen naar Batavia om in persoon zijn verzoek te mogen repatriëren in te dienen. Niet alleen werd dit verzoek niet ingewilligd, maar bovendien werd hem geen salaris uitbetaald over de periode van zijn heen- en terugreis. In oktober 1661 was hij weer terug op zijn post in Pipeli, ‘een afgelegen en ongesonde plaats’ (Dagh-register over 1661, 1889, p. 7 en p. 397; Van Dam ii, 2, 1932, p. 15; Schouten, 1676 geeft een beschrijving van Pipeli, dat hij in 1662 en 1664 bezocht, tweede paginering, p. 7-9 en p. 68-69). |
|
varianten |
De tekst van het gedicht Voorwind. Naa Nieuw Batavie in Six' Poësy (1657) vertoont de volgende varianten t.o.v. de versie van het gedicht die is afgedrukt in Klioos Kraam i, 1656, p. 129-131: |
|
titel |
't < het |
|
Geeraard Hulft, rechtsgeleerden < den Heere Gerard Hulft |
|
van < der stad |
|
oostindie < Oostindien |
2 |
Die < Dat |
|
Geeraard < Gerard |
8 |
standerd < Standaard |
15 |
paarlemoer < Parlemoer |
18 |
zeekasteel < seylkasteel |
| |
| |
20 |
zulken < zoo een |
|
ten < te |
26 |
kloek < wijs |
28 |
Geheimelt < Gehaavent |
46 |
behouwen < behouden |
48 |
In 't stryken, wappren < Geslaagen werden |
49 |
't sand? < 't Zandl |
50 |
van < uyt |
51 |
De reede < Den Oever |
55 |
in praauw, in junk < en Prauw, en Junk |
62 |
Heur < Sijn |
66 |
's Persers paarlevischery < 's Parsers Parlevischery |
76 |
Slaaf, laasl te Piply < Laas, Slaaf te Pip'li |
|
annotatie |
|
|
28 |
Gehaavent: Gehandhaafd, Goed behartigd. Het woord kan in Six' tijd echter ook al de hier zeker onbedoelde betekenis ‘Aangetast’ of ‘Toegetakeld’ hebben (vgl. wnt vi, 141 en 142, deze plaats). |
|
|