Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
[128] Het ooverleeden soontje van Gerrit Paapenbroek, aan syn vaader.aant.Ik pas gebooren, heb strax verlooren
Het aardsch gesicht, om 't saaligh licht,
By Gods verkooren, myn ziel beschooren.
'k Heb niet te klaagen van korte daagen,
5[regelnummer]
De menschlikheit heeft my geleidt,
Waar d'oogen saagen nooit dagh verjaagen,
Hier strook ik d'armen, ryk van ontfarmen,
Van die ons riep, toen hy noch liep,
Op aard vol karmen, met preeken swarmen.
10[regelnummer]
O wat al kransen van Englen dansen,
Hier om Gods Soon, in 's Vaaders throon,
Op 's Heemels transen, vol sonneglansen!
Myn zieltje dronken, in al die lonken,
Van saaligh vier, belacht van hier
15[regelnummer]
Die dwaaslik pronken, op aardsche schonken.
Ai schrei niet Vaader, stop toe die aader,
Om 's kinds verlies, waar deur ik wies,
God spaar, voor quaader, u allegaader.
|
|