7 |
de groote Karel: Karel de Grote heeft Munster in 791 aangewezen als zetel van bisschop Ludger |
8 |
syn heiligh vier: nl. zijn ideaal om een geheel christelijk rijk (het Roomse keizerrijk) te regeren |
9 |
Zulx: Zodat |
|
steen: steden |
10 |
Die 's witten veulens veld bekleên: Die liggen in ‘het veld van de witte veulen’, dwz. in Westfalen (dat een wapenschild met een steigerend schimmeltje heeft) |
14-15 |
Of [...] deese kouw Van staal: dwz. Of het dan inderdaad déze ijzeren kooi is, die |
16 |
kroon: koninkrijk |
18 |
nergens t'huis: die nergens thuis behoren te zijn |
19 |
wulpsche: Six zal denken aan de naaktloperij en de veelwijverij |
|
invoer: invoerde |
20 |
Vorsten: nl. Keurvorsten |
21 |
u deurstroom A: de rivier de Aa, die door u, stad, heenstroomt |
22 |
wischt: zal afwassen |
23 |
Ik: Ik, Munster |
24 |
onverboôn: zonder dat het hem verboden was. In deze regels spreekt de stad Six aan met een aantal omschrijvingen van hem (vgl. het contrast dat zo ontstaat met de prijzende omschrijvingen waarmee Six de stad aanspreekt, r. 1-10) |
27 |
aanmerk: beschouw |
28 |
kleinen hoep: klein rond gebied |
29-31 |
dat ... doet: dat wild (in die mij omringende wouden) en dat woud van eiken, dat maakt dat u mijn ham en spekbout zo prijst (de vermaarde Westfaalse varkens aten immers eikels). De stad wijst Six vanaf de toren op haar mooie en vruchtbare omgeving. |
33-34 |
dat ... doen: die tuinen gevuld met alle groente voor de keuken |
36 |
soet van lucht: dwz. in haar lieflijke omgeving |
37 |
speelreis: toeristische visite |
38 |
Ja: de stad geeft nu antwoord op Six' vraag (r. 11-20) |
40 |
gevloedt: aangestroomd |
41 |
zoo veel bloeds: al het bloed |
|
op Kristens boôm: in de christelijke landen |
42 |
Van Mars: Door de oorlogen |
44 |
My kroonen doopen Vreedestad: Vorsten mij Vredestad noemen |
46 |
sonneschaauw: zonneschijnsel (‘schaduw’) |
48 |
panden: dwz. opbrengsten |
52 |
deese daaken: Six staat immers nog op de toren |
53 |
se: nl. de panden |
54 |
werreldsche gemoeden: het hart van de mensen |
55 |
onstaage: instabiele, onbestendige |