Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
[55] Aanvechtinge geleeden te S. Lukas.aant.Heleen wanneer ik uw Argoolsche naam hoor spellen,
Die lieffelyke naam, dan denk ik wat Heleen,
Of in Andalusy, dat Paradys, verscheen,
En'k voel de lieve min het ingewand strax quellen.
5[regelnummer]
Maar wend ik myn gesicht dan naa uw oogeschellen,
Waar uit dat paar zoo glanst van diamante steen,
In't bloosend blanke veld, met syn volkoomentheên,
Zoo voel'k de heete min myn leever meer ontstellen.
Dan miesemees ik bangh, och Nimf, kyk my niet aan,
10[regelnummer]
Of ghy beluistert wat myn stomme wangen spreeken,
Door't uitgeslaagen vuur des boesems, als verraân.
O min, o soete min, o minnelyke streeken,
't Betaamt my immers niet u hier ter hand te slaan,
Wat baat in Spanje dan myn lust met min t'ontsteeken?
|
|