Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
[19] Op kennep.aant.Verachtlik needrigh kruid, op 't veld noch staande in blaaren,
Maar wat ontveinst uw groente al wonders in haar schacht?
De koopman, als ghy weikt, riekt muskeljaat en lacht.
De Dief, foei duivelsdrek, bleekt sonder te bedaaren.
5[regelnummer]
De Lynbaan draaide u niet tot bint en kaabelgaaren,
Of ghy beteert beklomt het top van pyngeslacht.
De Weever had den draad van 't Web niet uitgewracht,
Of ghy vlooght in de locht, met bergen langs de baaren.
Wat is de voorschoot van die wispeltuurge vrouw,
10[regelnummer]
En strooijeres van schat, uit alle werrelds oorden
Dan Kennep toebereidt tot seil en kaabeltouw?
De winden plaagen 't bosch, maar niet op Amstels boorden,
Hy steltse strax aan 't stuur. Zoo werd de zee een schouw.
Zoo bintmen oost aan west, en suiden vast aan noorden.
|
|