| |
[410] Trouwdagh, van Abraham Grenier, rechtsgeleerden (p. 702)
toelichting |
Dit is het eigenlijke epithalamium onder de gedichten van Six die verband houden met Greniers huwelijk op 17 maart 1655. Het metrum is uitzonderlijk: het lijkt erop dat de regels met mannelijk eindrijm bestaan uit drie anapesten, die met vrouwelijk rijm uit twee anapesten en een amfibrachys. Sommige regels kunnen echter beter met een nadruk op de eerste lettergreep gelezen worden (zoals r. 4), al is het metrisch patroon dan niet meer zo regelmatig. Waarschijnlijk probeert Six een Antieke lyrische maat in het Nederlands toe te passen. Het gedicht staat op p. 532-534 van zijn Poësy. |
|
annotatie |
|
|
1 |
en 't heilige woord: en het heilige Woord (vgl. immers Johannes 1:1) |
2 |
Om te scheppen: Teneinde de schepping te doen plaatsvinden, dwz. Bij de schepping (de bepaling is afhankelijk van baarde, r. 4) |
2-3 |
de lucht, en aarde, Met heur schepsels: object bij baarde (r. 4) |
3 |
in iegelyk oord: op iedere plaats, overal (elk op zijn plaats?) |
| |
| |
4 |
een alniet: een volkomen niets |
|
baarde: schiep |
5 |
blos: bloesem (wnt ii, ii, 2925) |
6 |
allerlei: als het metrum hier regelmatig is, dient het woord gelezen te worden met elisie van de e-klank |
7 |
van 's sonnen karros: door de zonnewagen van Apollo |
8 |
die goudstraal: dwz. dat zonlicht |
11 |
met handen, aan hand: dwz. hand aan hand |
12 |
onknooplik vereent: verenigd op onscheidbare wijze (wnt x, 1709, deze plaats) |
13 |
Wist [...] van: Kende |
14 |
iet bedurven: ook maar enigszins verwelkt (wnt vi, 1385) |
15 |
Nuchter cierlik: Ongerept sierlijk als het was |
16 |
onbesturven: levendig-helder |
17 |
vermeert: doet uitlopen (woordspel met Meert; of refereert Six aan een volksetymologie?) |
18 |
begreep de daagen: omvatte de dagen, heerste alle dagen (wnt ii, i, 1428) |
19 |
Na veele uuren, in maanden, verkeert: Die na vele uren (een lange tijd) in maanden overgingen |
20 |
Die, in jaaren, een eeuw voldraagen: Die, overgegaan in jaren, een eeuw volmaken |
22 |
vriendlik: lieflijk |
23 |
Op den ramrugh: dwz. In het teken van Aries. Bij het lentepunt (21 maart) komt de zon in het teken van Aries te staan (vgl. Verkuyl, 1985, p. 492). |
|
gement: door de ram gevoerd (vgl. wnt ix, 542) |
25 |
beaamt: beademt |
|
het west: de westenwind |
26 |
een veurboo: een voorbode |
27 |
Dat: nl. het west, Dat |
|
het moessaad: het zaad van de groente |
28 |
puilen: zwellen, uitbotten (wnt xii, ii, 4755) |
29 |
Tamme hoppe: Dodoens' Cruydt-Boeck prijst de ‘scheutkens oft ionghe uytspruytselen van de Hoppe’. Met name de ‘bladeren van dit cruydt, ende de malste steelkens, ende de Hop-brocken oft bellekens selve ghesoden ende ghedroncken, openen de verstoptheydt van de lever, milte ende nieren, ende reynighen dat bloedt van alle onsuyverheydt, de selve door de pisse afiaghende: [...]’ (Dodoens, 1644, p. 672). Six lijkt echter een salade van hopspruitjes te verkiezen boven een aftreksel ervan (vgl. r. 31-32). |
30 |
Voor verstoppingh der miltepynen: Bij pijnlijke miltverstopping, de kwaal van de dichter |
31 |
Eert: Doet ... eer aan |
32 |
porcelynen: vaatwerk van porselein |
33 |
Wild safraansel: Wild, op saffraan gelijkend gewas (vgl. wnt xiv, 18-19, dat echter geen afleiding saffraansel kent), dwz. de krokus (?) |
|
koleurde anemoon: de gekleurde sieranemoon |
35 |
de bollen der Keisersche kroon: de bollen van de Keizerskroon, een lelieachtige sierplant, Fritillaria imperialis (wnt vii, i, 2080) |
36 |
Looven: Beloven, Doen ... verwachten. De genoemde soorten staan dus nog in knop. |
| |
| |
|
met heele rissen: met hele rissen tegelijk (wnt xiii, 590, deze plaats) |
37 |
ooft: dwz. fruitbomen |
38 |
Botten [...] en knoppen: Doen ... uitbotten en doen ... ontspruiten. Het wnt kent van deze beide werkwoorden alleen het intransitieve pendant. |
|
teenen: loten, twijgen |
39 |
d'amandel: het amandelboompje (een tuinheester, wnt ii, i, 342) |
40 |
een appel: een appelboom |
|
al aan het speenen: nu al vrucht zettend (wnt xiv, 2737, deze plaats), nl. bloesem dragend en tegelijk vrucht zettend |
42 |
Lost: Verlost, Bevrijdt |
|
os, en koeijen: ossen en koeien |
44 |
Graase booter: grasboter (wnt v, 584 noemt het gebruik van graase op deze plaats en elders bij Six zonderling en twijfelt of er sprake is van een verbogen vorm dan wel een afleiding van gras) |
|
doen oovervloeijen: overvloedig ... doen geven (vgl. wnt xi, 2183) |
45 |
kleppentert: kleppert. Het woord is door Six gevormd van kleppenter, ooievaar, dat hij uit Kiliaan kende, verklaart wnt vii, ii, 3893 bij deze plaats. |
|
al: heel, zeer, of: nu al? |
46 |
het ritsigh gegilp: het hitsige, geile getsjilp (wnt iv, 783, deze plaats en xiii, 609, deze plaats) |
|
't mosje: 't musje |
47 |
ten Heemel: aan de hemel, in de lucht |
|
goeds moeds: vrolijk, welgemoed |
48 |
schaatert: weerklinkt ... van vrolijke geluiden |
49 |
grimmelt: krioelt, wriemelt (wnt v, 779, deze plaats) |
51 |
kittelt: prikkelt |
52 |
Al de swemschaar: Al wat zwemt |
53 |
Wat veur: Welke |
53-54 |
herscheppen geen aam, En nieuw leeven: herademen en herleven er niet |
58 |
min kan besteeden: kan liefhebben |
59 |
der minlike trouw: van het liefdevolle huwelijk |
63 |
In: Wegens, Door, of: Met (vgl. wnt vi, 1475 en vgl. r. 76, hieronder). In sluit niet aan bij voort te teelen, maar wordt opgevat in doet glimmen. |
|
syn minnende vier: het vuur van zijn liefde |
64 |
Bet: Te beter |
|
glimmen: opvlammen |
|
en mee kan deelen: dwz. en het op haar kan overdragen |
65 |
Themis akkers: De akkers van de godin van het recht, dwz. De rechtsgeleerde werkzaamheden van Grenier |
|
braak: onbewerkt |
67 |
alleenigh: slechts |
68 |
minnelanden: in contrast met Themis akkers |
69 |
solders, van graanen gepropt: met zaaigoed volgepropte zolders (vgl. het Franse ‘grenier’, graanzolder) |
70 |
bedden: zaaibedden |
|
Cipris gronden: de akkers van Venus, de Cyprische |
71 |
omermpjes: omhelzinkjes (niet in het wnt) |
|
omschopt: die ... zijn omgeschept (bepaling bij de bedden van Cipris gronden) |
| |
| |
72 |
deurgraaven: die zijn omgewoeld, geploegd |
73 |
Winter baare: Laat de wintermaand (december, de negende maand na maart) ... baren |
74 |
Burgemeesters of nicht, of neeven: Kleindochters of -zonen van burgemeester Arentse Westdorp, de vader van de bruid (wnt ix, 1781 en 1930) |
75 |
genucht: genoegen, vreugde |
76 |
In: Door (vgl. r. 63, hierboven) |
|
veel staats beleeven: veel aanzien zullen genieten |
77 |
mindienende schaar: schare die de liefdesgodin dient, metaforisch voor: bruiloftsgasten (bijstelling bij Kupidootjes) |
78 |
alvooren: vantevoren |
|
bedtapyten: bedgordijnen |
79 |
bepalmen: versieren met palmtakken, traditioneel bij een huwelijksfeest (Schotel, Huisgezin, p. 256) |
|
met psalmen, en snaar: onder psalmgezang en snarenspel. Ook het zingen van een psalm of een lied op de wijze van een psalm behoorde tot de bruiloftsgebruiken (Schotel, Huisgezin, p. 276). |
80 |
met bloempjes van lent konfyten: met lentebloempjes aardig opsieren (wnt vii, ii, 5249) |
|
|