| |
[Spadichten]
[101] Leeven te Spa (p. 163)
toelichting |
Dit gedicht opent de Spadichten, de enige afdeling in Six' Poësy die op grond van een duidelijk inhoudelijk criterium is samengesteld; alle gedichten hebben betrekking op Spa en Six van Chandeliers kuur aldaar. In de zomer van 1656 verbleef hij negen weken in het plaatsje om zijn pijnlijke miltkwaal met bronwater te kuren. Het is mogelijk, dat hij zijn Spadichten al eerder, vóór zijn bundel Poësy van 1657, heeft uitgegeven of heeft willen uitgeven, maar van een eerdere druk is mij geen exemplaar bekend. |
|
De gegevens die Six verwerkt in zijn Spadichten blijken voor een belangrijk deel ontleend aan de auteur Henri of Hendrik de Heer |
| |
| |
|
(± 1570- ± 1636), die door Six ook enkele malen bij naam wordt genoemd. Zijn boek Spadacrene, Hoc est Fons Spadanus, dat in 1614 te Luik was verschenen, gold als het medische standaardwerk over de Spader bronnen en hun toepassing. Het boek had groot succes blijkens de omvangrijke drukgeschiedenis, die in de loop van de zeventiende eeuw al vijftien uitgaven telde, waaronder ook een viertal Leidse. Het werd tot diep in de achttiende eeuw, de bloeitijd van het kuuroord Spa, herdrukt (De Heer, 1645, Capitaine, 1858, p. 236-255 en Elaut, 1956). De Heer beperkt zich niet tot medische informatie alleen, zodat Six bijvoorbeeld ook de in zijn gedichten verwerkte gegevens over de oudste geschiedenis van de bronnen van Span aan zijn Spadacrene ontleend kan hebben. |
|
Een tweede werk dat Six kan hebben gediend als bron voor feitelijke gegevens over het kuuroord is het reisgidsje Den Wegh naar het Spaa: Maniere van leven aldaar, 't gebruik ende kracht van die Wateren, dat in het jaar voorafgaande aan dat van Six' kuur te Haarlem was verschenen. Het boekje bevat naast een te volgen reisroute naar Spa enige beknopte informatie over de gang van zaken in het plaatsje. Die informatie steunt zwaar op De Heers Spadacrene, waarnaar het boekje ook verwijst voor nadere gegevens. Het is daarom moeilijk uit te maken of Six het gekend heeft. De vermelding erin van de in Spa praktizerende heelmeesters ‘Dr. Gaan en Dr. Osier’ kan niet dienen als doorslaggevend bewijs voor Six' bekendheid met het gidsje (Den Wegh naar het Spaa, 1655, p. 6). Hij noemt deze artsen, maar hij kan ze in Spa uiteraard ook persoonlijk hebben ontmoet. Six' Spadichten staan op p. 107-141 van zijn bundel Poësy. Dit eerste gedicht, leeven te spa, staat op p. 109-119. |
|
annotatie |
|
|
1 |
Spafonteinen: Spabronnen |
2 |
deuchdsaamheit: gezonde uitwerking |
|
hoe: de wijze waarop men ze moet gebruiken |
|
van rymsel tweinen: met rijmende regels, in dichtvorm samenvlechten (wnt xvii, ii, 4550, deze plaats) |
3 |
bobelyn: bobelin, naam die de bewoners van Spa vanouds aan de kuurgasten gaven. De afleiding van het woord is onzeker (wnt iii, i, 9, deze plaats; vgl. Michels, 1964, p. 206-207). |
|
daar siek, uit andre landen: dwz. zoals daar een uit het buitenland afkomstige zieke wordt genoemd |
4 |
Gemartelt: Die voorheen is gemarteld |
|
van Galeen: door artsen (naar Galenus, de Antieke geneesheer) |
|
met hoop: in de hoop |
5 |
weet hoe sich aan te stellen: weet hoe zich te gedragen |
6 |
Sennert: Daniel Sennert (1572-1637), een vermaard Duits medicus. Een deel van zijn werk is in het Nederlands vertaald en bewerkt door Daniël Jonctys (vgl. de annotatie bij r. 69, hieronder). |
|
die voorneemt te vertellen: die van plan is te gaan spreken (bijzin bij by) |
7 |
vry: gerust |
|
als zynde: aangezien hij ... is |
| |
| |
8 |
Door leesen, oogh, en oor, en eigen weedervaaren: Door te lezen, te kijken en te horen zeggen en door eigen ondervinding |
10 |
Half wegh, juist van: Precies halverwege tussen |
|
Viviers: Verviers |
|
Stavelo: Stavelot |
|
geseeten: gelegen |
11 |
Op voeten van: Aan de voet van |
|
Spalou: de Spaloumont, de berg direct ten noorden van Spa (Vannérus, 1945, p. 57-58; vgl. Michels, 1964, p. 207) |
|
als geschaapen: alsof het er geschapen is, alsof het er zo hoort te liggen |
12 |
de dellingh: het dal |
|
oovergaapen: overzien |
13 |
Den Heemel ... oogen: De hemel laat in de naaste omgeving zijn welgevallen in het plaatsje blijken (nl. op de in r. 14-15 geschetste wijze) |
14 |
betoogen: overdekt |
15 |
genooten: inwoners |
16 |
Van binnen: In het dorpje |
|
een'ge schooten: op een afstand van enige (geweer- of boog-)schoten |
17 |
Opborlen: Borrelen ... op |
|
uit: te verbinden met naavel |
|
Ardennis: Ardennens |
18 |
Vry sarp: Tamelijk zuur |
|
kooperrood: ijzersulfaat (wnt vii, ii, 5531) |
|
nyter: salpeter (wnt ix, 2007, deze plaats) |
19 |
quartier: gebied |
|
het dal des leevens: een plaats waar bepaalde nare kanten van het leven de mens bespaard blijven, een gezonde streek |
20 |
Werd: Wordt |
|
het sterflot valt daar neevens: de dood volgt erop. Men is dus niet ziekelijk; elke voorkomende ziekte is een terminale. |
21 |
Pouhon: de bron in het plaatsje zelf (tegenwoordig Pouhon Pierre le Grand geheten, Baedeker Belgique, 1910, p. 84-85) |
22 |
Heur susters: Wat haar zusters betreft: ... (vgl. Savenier, r. 22, Geronster, r. 25 en Nimf Tonneken, r. 27) |
|
Savenier: la Source de la Sauvenière, ongeveer 2 km in oostelijke richting buiten het dorpje gelegen |
23 |
van: vanuit |
|
silvre waatren: nl. het heldere beekje waarlangs de later zo genoemde Promenade d'Orléans voert |
24 |
Geborsten uit een klip: Aan een rots ontsprongen |
|
doende: nl. Savenier ..., die doet |
|
schaatren: klateren |
25 |
Geronster: la Source de Géronstère, bijna 3 km ten zuiden van het dorpje gelegen |
|
vliet: laat een beekje stromen |
|
van: vanuit |
26 |
Omeekelt, met een plein: Op een door eiken omgeven open plek |
27 |
Nimf Tonneken: la Source du Tonnelet, ongeveer 1.5 km buiten Spa gelegen, hier voorgesteld als een bos- of waternimf (vgl. r. 29) |
| |
| |
|
de naaste: die het dichtst bij het plaatsje ligt |
|
alleenelyk verkoudend: die alleen verkoelend werkt |
28 |
sich outhoudend: gelegen |
29 |
salf: heilzaam vocht |
|
niet als de salfmeestersen: niet zoals het vocht dat de vrouwelijke kwakzalvers schenken |
30 |
geldloos: armoedig en dus weinig achtenswaardig |
|
ydelende: ijlend (wnt vi, 1402, deze plaats) |
|
herssen: verstand (vgl. wnt vi, 644) |
31 |
betoovertaal: toverspreuken (wnt ii, ii, 2237, deze plaats) |
|
ontallike gebreeken: talloze ziekten |
32 |
En in, en buiten 't lyf: Zowel in- als uitwendige |
|
te snoo: al te doortrapt |
|
verapoteeken: met middeltjes behandelen (vgl. wnt xix, 167, deze plaats) |
33 |
kostlik: kostbaar |
|
kostloos: gratis (i.t.t. de salf van de salfmeestersen) |
|
sap: vocht |
33-34 |
de kooken Des boesems: dwz. de maag (wnt vii, i, 2591; wnt vii, ii, 5068, deze plaats) |
34 |
van daar, waar: nl. vanuit de maag |
|
gestooken: gestookt, met voedsel in stand ... gehouden |
35 |
onvoelik: onmerkbaar |
|
doorkruipen: doordringen |
36 |
stuipen: krampen |
37 |
met vroolikheit, in 't weesen: hetgeen gepaard gaat met opgewektheid in het gezicht |
38 |
Waar op: Waarvan |
|
de roosebloem en leeli: dwz. de gezonde blanke kleur met rode blos |
|
geleesen: afgelezen (‘lezen’ betekent ook ‘plukken’) |
39 |
Triakel: ook wel: theriak, een verbeterde samenstelling van mitridaat (zie hieronder), bestaande uit 74 bestanddelen, waartoe ook addervlees behoorde (Wittop Koning, 1966, p. 69) |
|
Mitridaat: samengesteld wondergeneesmiddel uit 54 bestanddelen dat reeds in de Oudheid werd toegepast (Wittop Koning, 1966, p. 69) |
|
van: samengesteld uit |
40 |
Ook hinderlijk van aard: Ook kruiden die op zichzelf schadelijk van aard zijn |
|
nochtans: niettemin, nl. ondanks die schadelijkheid |
41 |
Vremd: Op onverklaarbare wijze (wnt xxiii, 360, deze plaats) |
42 |
waar [...] af: waarvan |
|
konst: geneeskunde |
|
reede: verklaring |
43 |
gallen: galvochten |
|
slym: flegma |
|
verbrandende: die (nl. de gallen die) verzengen |
|
verkouwende: dat (nl. het slym dat) verkilt |
44 |
benouwende: die (nl. de gallen en het slym die) belemmeren |
| |
| |
45 |
Oorsaaken: nl. gallen en slym |
|
verdunnen: worden dun |
|
deurgesneeden: als ze zijn opengelegd (door het bronwater) |
46 |
gedreeven: doordat ze ... gestuwd worden |
47 |
draaijend: duizelig, draaierig |
|
raakt vast: wordt helder |
|
sinkingen: aandoeningen van delen van het lichaam ten gevolge van de inwerking van kwade lichaamsvochten |
48 |
bloedwel: bloedbron |
|
stopt: raakt afgesloten |
|
Ontsteeke: Ontstoken |
|
ooghappels lynen: oogadertjes |
50 |
Versterkt: Wordt beter |
|
greetich, naa: begerig naar |
51 |
ontveetert: van zijn boeien ontdaan (wnt x, 2014, deze plaats) |
52 |
brandigh: ontstoken, branderig |
|
verbeetert: verlost |
53 |
loose: long (wnt viii, ii, 2909, deze plaats) |
|
lenght: laat ... langer duren, brengt ... tot rust |
54 |
ontstopt: raakt open |
|
schiet: loost |
55 |
vyf rivierkens: nl. de vijfvingerige darm |
56 |
lescht: dooft uit |
|
ontsweert: genezen van het zweren (wnt x, 2073, deze plaats) |
|
kristallen: het niergruis (voorkomend bij het graveel) |
57 |
Verbryslen: Verbrokkelen |
|
met: evenals |
58 |
klaatert: ratelt (ook als aanduiding voor het geluid van onweer, wnt vii, ii, 3552) |
59 |
den loop: de diarree |
60 |
De witte bloedvloed: dwz. Het zweet |
|
de sluisjes: dwz. de poriën |
61 |
loopt ter zee: loopt op de gewone wijze weg |
|
bluschen: uitdoven |
62 |
met: door |
63 |
Dies: En daarom |
|
Spaansche: bijv. naamwoord dat (naar analogie van de in de zeventiende eeuw vaste combinatie Spaanse pokken) syphilis aanduidt |
|
berk: roe van berketwijgjes (vgl. ook: Spaans rietje). De ziekte is dus een straf. |
64 |
Versoent sich: Wordt daarvan ontslagen |
65 |
om: naar |
|
erven: erfgenamen, nageslacht |
| suchten: smachten |
66 |
uit: na het drinken uit |
|
die Nyltjes: zo aangeduid omdat de Nijl bekend staat als een vruchtbaarheid schenkende rivier |
|
te bevruchten: zwanger te geraken |
67 |
die de maane niet sien schynen: gewone uitdrukking voor ‘die geen menstruatie hebben’ (wnt ix, 30, deze plaats) |
| |
| |
69 |
had ik: als ik ... zou hebben |
|
Ionktys: Six doelt hier op de Verhandelingh Der Toover-Sieckten (1638) van Daniël Jonctys (1611-1654), die blijkens de titelpagina ‘Wt verscheyde Latijnsche Boecken D. Sennerti vertaelt, en by een geschickt’ is (Van Lieburg, 1979, met name p. 154-162; vgl. r. 6, hierboven). |
|
wat [...] al voor: wat voor ... niet allemaal! |
70 |
Genees'lik: Die te genezen zijn |
|
Spadekreen: de Spabron (vgl. Spadacrene, de titel van het boek van de medicus De Heer over de minerale bronnen in Spa) |
71-73 |
Gelyk [...] Zoo: Evengoed als ... ook |
71 |
rechtvaardicheit gehoont: gekrenkte rechtvaardigheid (als eigenschap van God) |
72 |
noch tienmaal swaarder waardigh: die nog tien maal zwaarder straf waardig zijn (vgl. Psalm 103:10) |
74 |
Om geensins hoopeloos, in duister te versinken: Teneinde de mens in geen geval zonder hoop in duisternis te laten wegzinken |
75 |
van: van ... af |
|
suchten: ziekten |
76 |
vergunde: bepaalde |
76-77 |
men ... soeken: dat men ... (lijdend voorwerpszin) |
|
vruchten Van heil: heilzame voortbrengselen van de natuur |
78 |
te verren: te ver verwijderd (nl. te ver om naar Spa te komen) |
|
boeken: delen van de wereld |
79 |
geisingh: genezing, geneeskrachtige middelen (wnt iv, 918, deze plaats) |
|
en ander nat: en opdat ander vocht |
80 |
Vergeefs niet waaren: Niet vruchteloos zouden zijn |
81-82 |
Om ... haaken: bijzin, sluit aan bij r. 76-77 |
82 |
van natuur, lichtvaardigh haaken: die van nature lichtvaardig oordelen, maar al te zeer neigen |
83 |
menisoen: of ‘melisoen’, dwz. rode loop, buikloop (wnt ix, 485, deze plaats) |
|
koude gicht: artritis (wnt vii, i, 295, deze plaats) |
84 |
heupepyn: jicht |
|
milten hard: verharde milten. Kennelijk een andere aandoening dan Six' ‘verstopte’ milt (vgl. r. 54-55). |
85 |
Geraaktheid: Verlamming die optreedt na een beroerte (wnt iv, 1614) |
|
laasery: melaatsheid, lepra (wnt viii, i, 1197) |
86 |
troost: uitkomst |
|
plaasters: heelmiddelen (in het algemeen) |
|
hier: nl. in Spa |
87 |
Naa: Naar |
89 |
Niet juist: Niet per se. Dezelfde weerlegging van een kennelijk wijdverbreide opinie omtrent het juiste seizoen voor een waterkuur geeft Henri de Heer in zijn Spadacrene. Tegenover het met enige spot geciteerde Spader gedichtje ‘Mensibus in quibus R, non debes bibere water’ stelt hij zijn mening: de kwaliteit van het bronwater is niet zozeer afhankelijk van het seizoen als van de regenval en een natte zomer kan nadeliger zijn voor de heilzame werking van het water dan een droog ander seizoen. Toch zijn de zomermaanden meestal het droogst en |
| |
| |
|
dus het gunstigst voor een kuur, oordeelt De Heer, en de zomer biedt bovendien het juiste weer voor gezonde beweging in de open lucht zonder ongezonde abrupte afkoeling van het lichaam (De Heer, 1645, p. 108-112, het gedichtje op p. 109). |
90 |
Maar die: Maar in maanden die |
|
ontroeren: in hun werking aantasten |
91 |
wyl: omdat |
|
gelyk met pypen: als met luchtkanalen |
92 |
aan 't sypen: bij het doorsijpelen |
93 |
deuchd: goede werking, kracht |
|
verbastert: aantast, ‘versnijdt’ |
94 |
dan: nl. als het regent |
|
suidwel: de zuidelijke bron, Géronstère |
|
ongelastert: onaangetast |
97 |
Nochtans: Ondanks dit alles (nl. ondanks de bovenstaande overweging omtrent het tijdstip van de kuur) |
97-101 |
de ... waater: onderwerp bij de persoonsvorm Werd (r. 102) |
|
de maai gevolght, van aile soomermaanen: de maand mei, gevolgd door alle zomermaanden |
98 |
Terwyl: Als |
|
bequaame weegen baanen: dwz. juiste gelegenheid bieden |
101 |
afgedronken taak: verplichte dronk (vgl. ‘afgedane taak’) |
|
daagelyksche: dagelijks te drinken hoeveelheid |
102 |
Werd voor bequaamst gekeurt: Wordt de geschiktste tijd voor een kuur geacht |
102-104 |
Doch ... bevonden: Maar, als het droog weer is, ook al is het later (na de zomer), ja, zelfs bij de strengste vorst, als het maar ‘zomert’ (droog is) in de bodem, dan blijkt het net zo goed, ja zelfs op zijn best te zijn. |
105 |
kristallen: kristalheldere bronnen |
106 |
als een dorstigh beest: vgl. Richteren 7:5-6 |
107 |
Om meenighmaal zoo veel, als wellust zou behaagen: Omwille van vele malen meer water dan de behoefte al zou bevredigen |
108 |
schuilen reeglen: zijn verborgen regels |
|
voor de blinden t'ondervraagen: die de onwetenden moeten navragen |
109 |
Des naanoens aangelandt: Als men 's middags gearriveerd is |
|
bevraaght: informeert |
|
wie kan heilen: wie de geneeskunde uitoefent |
110 |
om in 't ooghmerk niet te feilen: om het beoogde doel niet te missen |
111 |
dan: anders dan |
112 |
grootsche: trotse |
113 |
Belyden, wat men lydt, om sonden recht te lyden: Belijden dat, wat men ook aan ziekten te verduren heeft, men die naar recht, om eigen zonden, lijdt |
114 |
Hulp: Vergeving, Verzoening |
|
syden: zijde (vgl. Johannes 19:34) |
116 |
quaad: nadelig |
117 |
daar naa: nl. na zich tot God te hebben gewend |
|
heeft dubble weegen: dwz. biedt de zieke een keuze uit twee mogelijke visites |
| |
| |
118 |
kloeken: geleerde |
|
Gaan: een Luikse medicus Jean Gaen komt voor in een uitgave van een deel van de notariële archieven van Spa; hij liet op 23 augustus 1668 akte opmaken van de verhuring van een deel van zijn huis ‘scituée en la ville de Liége sur le Pont d'Isle qui s'appelle Rome’ (Body, 1887, p. 36). |
|
Osieer: Charles d'Ogier of zijn zoon Michel d'Ogier, vooraanstaande medici te Luik die de geneeskrachtige bronnen van Spa hebben bestudeerd (Body, 1887, p. 36-37 en Capitaine, 1858, p. 257-258). ‘Dr. Gaan en Dr. Osier’ waren volgens de reisgids Den Wegh naar het Spaa, 1655, p. 6 de ‘principaalste’ artsen in Spa. |
119 |
Hippokratiseeren: als artsen optreden |
120 |
Ervaaren ... ontbeeren: Die uit ervaring weten welke bron men nodig heeft of niet mag gebruiken |
121 |
Hy: dwz. De arts tot wie men zich heeft gewend |
122 |
verviel: ‘instorting’, dwz. ‘te drinken’ (van vervallen) |
|
des morgens: de volgende ochtend |
123 |
Aan: Wat betreft |
|
lichte: niet ernstige |
124 |
Al ... aaderlaater: Alvorens men op de derde dag bevreesd de behandeling van de aderlater afwacht |
125 |
neemlik: aannemelijk (wnt ix, 1837, deze plaats) |
126 |
Doorvreeven daadelmergh: Fijngewreven vruchtvlees van dadels (wnt iii, ii, 3111) |
|
in eedik eerst te weeken: dat eerst in azijn te weken moet worden gelegd |
127 |
Turbit: turbith, de wortel van de thapsia, gebruikt als purgeermiddel (Chomel vi, 3638-3639) |
|
Scammone: purgeermiddel vervaardigd uit ‘Klokjes-winden uit Sijrien’ (Chomel vi, 3226) |
128 |
Kordus: Valerius Cordus (1515-1544), een Duits medicus en botanicus. Hij is vooral bekend geworden door zijn farmacopee Dispensatorium (1546). Ik vond in een latere druk van dit werk (een druk die Six gekend kan hebben) onder de Syrupi een purgerende Mel emblicorum, waarin in honing verduurzaamde behennoten zijn verwerkt (Cordus, 1651, p. 176). |
129 |
siroop van roos: rozensiroop, als purgeermiddel (wnt xiii, 1312) |
|
Pers: perzik. Dodonaeus' Cruydt-Boeck noemt een perzik stoppend (wnt xii, i, 1260, deze plaats). |
|
Spader pillen: speciale buikzuiverende pillen uit Spa (De Heer, 1645, p. 98 geeft recepten voor deze pillen) |
130 |
heiligh bitter: of bitterheilig, bitter geneesmiddel met purgerende werking (wnt ii, ii, 2752) |
|
rha: purgeermiddel uit de wortel van de rabarberplant (wnt xii, iv, 716, deze plaats) |
|
Kassie: geneesmiddel uit de vrucht van de Cassia-boom (wnt vii, i, 1731) |
|
stillen: stoppen (of: het lichaam tot rust te brengen?) |
131 |
Gevordert: In hun werking geholpen |
|
gesooden: gekookt |
| |
| |
132 |
van bierenbrooden: die bestaat uit papjes van bier |
133 |
voorbereidingh: wijze van bereiden |
|
walght: doet walgen |
134 |
sie: moet zien |
|
't silver: nl. van de drinkbeker van de apotheker |
135 |
voorts: vervolgens |
135-136 |
dry toogen, Uit zoo veel glaasen: dwz. drie glazen totaal |
136 |
vyf paar oncen: 307 gram. Een once is het twaalfde deel van een medicinaal pond, dat gelijk is aan 368,4 gram (Wittop Koning, 1966, p. 89). |
|
moogen: bevatten |
137 |
Dus weer: Hetzelfde opnieuw |
138 |
Vroegh: In de vroege ochtend |
|
gemeenelyk: meestal (waarschijnlijk afhankelijk van de kwaal) |
139 |
Werwaarts: Waarheen |
140 |
trossen: dragen (wnt xvii, ii, 3356) |
141 |
Met dat: Op het moment dat (nl. in de ochtend van de vijfde dag) |
142 |
voor d'eerste twee: in plaats van de twee glazen die men de voorgaande dag heeft gedronken |
|
Nimf Sabine: de Sauvenière-bron |
143 |
gebied zoo langh te dienen: raadt hij aan zo lang met het drinken voort te gaan(?) |
144 |
reekeningh: optelsom |
|
cyffren: nl. het aantal glazen |
|
vertienen: tot tien laten oplopen (dwz. dat er uiteindelijk 100 oncen, 3.07 kg, dus ongeveer 3 liter water per dag -vóór de eerste maaltijdgedronken moest worden) |
145 |
somtyts: soms (te verbinden met baart, niet met meer) |
146 |
soete riet: lekkere water (rijt: natuurlijke waterloop, wnt xiii, 430) |
147 |
pooijen: vol ... drinken (wnt xii, ii, 3312, deze plaats) |
148 |
Verkoudt: Maakt koud |
|
syn: nl. van de maagh (r. 147) |
149 |
Die: Zij die |
|
let: schade (wnt viii, i, 1628, deze plaats) |
150 |
Beklaagen sich: Hebben spijt van |
|
ontheiligen: vervloeken |
151 |
tachtigh: nl. 80 oncen. Men mag dus niet minder dan ongeveer 2.5 liter drinken. |
152 |
Gelyk: Net zoals |
|
halve drank: slechts voor de helft toereikende drank |
|
des geisers: van de dokter (wnt iv, 918) |
|
machtigh: in staat |
153 |
middelrijft: halverwege het lichaam. Men hoeft hierbij niet speciaal aan het middenrif te denken. |
154 |
Waar [...] in: sluit aan bij middelrift |
|
Ibis bek: metaforisch voor: de tuit van een klisteerspuit. Volgens Plinius (Naturalis historia viii, xli, 97) is de ibis in staat zichzelf met de snavel een klysma toe te dienen. |
|
sproeten: spuiten (wnt xiv, 3091, deze plaats) |
155 |
elken misslach: elk onjuist gebruik van het water |
| |
| |
156 |
Is stof: Is materiaal voorhanden |
|
langen: breedvoerige en daardoor saaie |
157 |
sangeressen: muzen |
158 |
Prins: heer en meester |
|
Fonteingod, en Godessen: die ... god en godinnen van de Hippokrene zijn |
159 |
Een maand of twee: sluit aan bij Volhard (r. 157) |
|
kom weer, naa 't eischen der weedommen: kom nog eens, als de kwalen dat vereisen |
160 |
Uitscheidende: Als u ophoudt |
|
daal allengs: laat de hoeveel water geleidelijk afnemen |
|
gelyk geklommen: zoals u die hebt laten toenemen |
161 |
wenste: gewoonte |
|
in: in geval van |
162 |
Te haastigh: sluit aan bij Veranderingh: ‘Als die te snel verloopt’ |
|
natuur: de gezonde doorstroming |
|
daar teegenstreevigh: die in dat geval tegenwerkt |
163 |
dorre: broze |
164 |
zyn se recht: als ze recht zijn |
|
met niemendal: zonder iets |
165 |
de scheiders: de mensen die weggaan |
|
niet ontraaden: met kracht aanraden |
166 |
Te suivren: Zich te laten zuiveren (dwz. purgeren) |
|
aaderlaat: een aderlating (wnt Suppl. 1, 403, deze plaats) |
|
Akens baaden: de heilzame warme baden in Aken |
167 |
In: Bij |
168 |
suikre Oranje schellen: gekonfijte sinaasappelschillen (‘oranjesnippers’) |
169 |
winden: boeren |
|
rauw: direct uit de natuur afkomstige en daardoor wat lastig te verduwen |
|
rupsinge: oprispingen |
170 |
Ook twintigh treen: Ook moet men in twintig etappes per glas drinken |
|
elk derde: elk derde glas |
|
poosen: pauzeren |
171 |
Langs trappen daalende, kan 't bet den maagh verwarmen: Als het water in etappes naar beneden zakt, kan de maag het beter opwarmen |
173 |
hoe warmende: hoe men zich ook verwarmt |
174 |
verkropt: verstikt |
|
korts aan: kort erop |
|
op doen volgen: laten volgen |
175 |
reegelwys het voorschrift heel: geheel volgens de voorgeschreven regels (wnt iii, ii, 3377 veronderstelt hier echter een combinatie ‘het voorschrift drinken’) |
176 |
Vermach men langer dan een uurtjen quaalik slinken: Kan men bezwaarlijk vertragen tot langer dan een uurtje (dwz. dat men binnen het uur wel klaar moet zijn met drinken) |
177 |
gins, en weer: heen en weer |
178 |
pryselyk: aan te raden |
179 |
Daarom: nl. omdat men zich moet beschermen tegen het koude water |
|
hedree warm: ziek in een warm bed liggend (bedderee: bedlegerig, wnt |
| |
| |
|
ii, i, 1130, deze plaats) |
|
vuurende: een haardvuur stokend |
180 |
dicht: geregeld (?) |
|
weinigh onbequaamer: niet veel minder bevorderlijk |
181 |
lyk: hoewel |
|
andre twee: twee andere, nl. Pouhon en Géronstère. Tonnelet gold als verkoelend, niet als heilzaam (vgl. r. 27 en r. 187-188). |
|
vlieten: stromen |
182 |
Zoo mach niet ieder siek de selvige genieten: Daarom kan nog niet elke zieke daarvan gebruik maken |
183 |
Lyk: Evenals |
|
doos: doosje |
184 |
iet sonders mee te deelen: iets specifieks te bieden |
185 |
brenken: gebrekkigen, zieken |
|
een: één |
186 |
gemenght: nl. water uit meerdere bronnen |
|
golpen: opslokken |
188 |
maatigh: met voorzichtigheid |
189 |
de bergen doen hem sweeten: nl. als de kuurgast die bergen beklimt |
190 |
het reusel: het vet |
|
dient er niet geseeten: mag men niet gaan zitten |
191 |
maar vuur: maar dan is het raadzaam de warmte van een vuur op te zoeken (dan dient er [...] vuur) |
192 |
als men met besweete paarden handelt: nl. als men die laat kalmeren |
193 |
strax: plots |
|
winterlyke: koude |
194 |
stremmlend ruet: stollend vet (reut of roet is dierlijk vet, wnt xiii, 833, deze plaats) |
|
aan arger quaad te koomen: groter narigheid op te loopen |
195 |
in ervaarentheit geleegen: die uit ondervinding blijkt |
196 |
naakt: overduidelijk |
197 |
oordeel: ‘de gave van het onderscheid’ |
|
Galeen: Galenus, de Antieke geneesheer (vgl. r. 4) |
198 |
plaagh: ziekte |
|
geraakt: genezen (deelwoord) |
|
vreesen: nl. dat men ook door het water niet beter zal worden |
|
verhoopen: nl. na een zekere verbetering van de toestand |
199-200 |
wat teiknen dat [...] Vertoogen: welke bewijzen ... leveren |
200 |
begonnen: zijn begonnen met |
201 |
der artsenyen seegen: de zegening van de medicijnen |
202 |
voor, en achterreegen: metaforisch voor: water en gevoeg |
203 |
liep tonneelen: ‘scènes maakte’ (wnt xvii, i, 1244, deze plaats), dwz. door zijn buitenissig gedrag de aandacht trok |
204 |
bronde: loosde (hier: braakte) |
|
uit verbeeve keelen: ‘uit zijn hoogste lichaamsopeningen’ (dwz. menigmaal uit zijn mond) |
205 |
wyn: metaforisch voor: braaksel |
206 |
Fonteinen: Lozen (vgl. bronde, r. 204) |
|
vervuilt: in vervuilde vorm (nl. in de vorm van urine, door de lichaamsstoffen vervuild) |
| |
| |
207 |
draait de kop: duizelt het |
|
omgesweepte: met een zweep aan 't draaien gebrachte |
|
toppen: tollen (wnt xvii, i, 1434, deze plaats) |
209 |
op de klink: ‘gereed om te laten zakken’. De klink is het tussengezette stuk stof in een broek, dat de broekdrager meer ruimte verschaft (wnt vii, ii, 4090). |
|
licht te lichten: gemakkelijk op te beuren |
210 |
Vlien schierlyk loofwaards, en ontlaân de buikgewighten: Vluchten gehaast de bosjes in en ontdoen zich van de buiklasten |
211 |
Het groote, en kleine Spa: vgl. ‘de grote en kleine boodschap’ |
212 |
wormen: ingewandswormen (of, metaforisch: drollen?) |
|
lossen: lozen |
213 |
stokken: mensen met wandelstokken |
214 |
planten: plaatsen, laten ... achter |
|
schildwachten, neevens fluiters: poep en pies (wnt xiv, 680, deze plaats; |
|
fluiters: eigenlijk: mensen die aan 't wateren zijn, vgl. wnt iii, iii, 4588) |
215 |
Gelyk: Omdat, Aangezien |
|
van: door |
216 |
raadt: dwingt |
|
schuldge liefd: verschuldigde opofferingsgezindheid (wnt xiv, 1205, deze plaats), nl. om een aalmoes te geven |
217 |
Die: Hij, die (nl. God, Die) |
|
leevende: werkzame |
218 |
Om niet: Voor niets |
|
schaamelen, en kleinen: armen en onaanzienlijken |
219 |
In syne plaats gestelt: vgl. Mattheüs 25:40 en 45 |
220 |
willigh: gewillig |
|
laas: och! |
221 |
wisser merk: zekerder bewijs (nl. dan het bewijs van r. 202-214) |
|
weide: het naar buiten gekomen vocht (gewoonlijk bij het kaasmaken). Ook Galenus (i, xv, 58) vergelijkt de nierwerking met het proces van kaasmaken. |
222 |
van leeverbloed sich scheidde: zich heeft afgescheiden uit het verse leverbloed (vgl. de annotatie bij het volgende gedicht no. [102], r. 45) |
223 |
keelen: openingen |
224 |
deelachtich aan: en die steeds voorkomt bij |
|
sondigende: slecht functionerende |
225 |
sleept: levert met kracht |
|
klaarblykelyk: overduidelijk |
|
het teeken: het bewijs |
226 |
glas: urinaal |
|
verbeeldt: tot uitdrukking komend |
|
Ferneels kompasche streeken: de windstreken van Ferneel (dwz. de diagnose die hij stelt); bijstelling. Fernelius, of Jean Fernel, is een zeer vermaard Frans medicus (1497-1558), wiens invloedrijke medische werken na zijn dood verzameld werden uitgegeven onder de titel Universa medicina (1567). In Six' tijd werd hij aangevallen op zijn belangstelling voor uroskopie bij de medische diagnostiek (Sherrington, 1946, p. 168). |
| |
| |
227 |
aan: bij |
229 |
onachtsaam, op: geen gehoor wilden blijven geven aan |
|
de waatrige gebooden: de eisen van het water |
230 |
t'oopenen: open te gaan |
|
Heilinghgooden: nl. artsen |
231 |
betaamelyke: verplichtende (wnt, ii, ii, 2203) |
232 |
staat er: nl. in die wet |
233 |
Gelyk: Aangezien |
|
uit ooverlast, geoordeelt: aan overbelasting van het lichaam wordt toegeschreven |
234 |
wulpsche: overladen |
|
voordeelt: baat brengt |
235 |
al wat lekkert: alles wat lekker smaakt |
236 |
De heilversoeker: De gene die de gezonde werking op de proef stelt |
|
kan sich heeter niet verbranden: dwz. kan zich geen groter narigheid op de hals halen, dan door dat te doen |
237 |
Schoon 't laaken zy verguldt: Al is het tafellaken opgesierd |
238 |
een, of twee: nl. een of twee gerechten |
|
af te wysen: te laten verdwijnen |
239 |
beulingen: worsten |
240 |
een sterke maagh: zelfs een gezonde maag |
|
kroppen: verstouwen |
241 |
eeven dra: zo vlug |
242 |
grofste: vetste, dikste |
|
quaadgyligh: kwaadsappig (doordat ze slechte chijl opleveren, of de vorming daarvan bevorderen. Chijl: het door het lichaam uit het voedsel gewonnen vocht dat bloed aanmaakt, wnt iii, ii, 2012, deze plaats) |
244 |
schynt: lijkt |
|
kout: gezellig praat (vgl. gekaauwt, r. 243) |
246 |
noodigh: noodzakelijk |
247 |
niet gesint: zonder reisgenoten, medepatiënten (wnt iv, 2217) |
248 |
dry, of neegen: nl. teneinde een tafelschikking van vier of tien personen te krijgen (en omdat dit gelukkige getallen zijn?) |
249 |
Versaadight: Voldaan |
|
oirber: raadzaam |
|
sich te spaanen: zich uit de buurt te houden |
250 |
verplaisierigers: onmatige pretmakers, fuifnummers |
|
Nomentaanen: zwelgers. Eigenlijk: inwoners van Nomentum, de Antieke stad nabij Rome (nu Mentana) die in de Oudheid vermaard was vanwege haar overvloedige wijnproduktie. |
251 |
die: hen die |
|
met de Sonne: bij zonsopgang |
252 |
net: precies |
253 |
noch [...] niet: kennelijk was de tijd tussen zonsopgang en eerste maaltijd bedoeld om het water het lichaam min of meer geheel te laten passeren. |
|
blaastap: de urineleider |
|
ontloopen: uitgelopen |
255 |
Naa: Op |
|
geryven: van dienst zijn (wnt iv, 1670, deze plaats) |
| |
| |
256 |
Gesooden: Gekookt |
|
Wyl: Aangezien |
|
meest de: de meeste |
257 |
ongeloste: niet geloosde |
257-258 |
keur [...] voor 't best: kies als het gezondst ... uit |
257 |
speeten: gerechten van het spit |
258 |
Dies: Daarom |
258-260 |
meer ... grooter: onderwerp bij Werd (r. 261) |
258-259 |
bloedigh sweeten, De hyse van het schaap ontbraaden: het bloederig gezweet dat bij het braden uit de schapebout te voorschijn komt (wnt vi, 748, deze plaats) |
260 |
klein, of grooter: bepalingen bij gevoogelte |
261 |
voor: als |
262 |
doopsels: sausen, ‘dressings’ (wnt iii, ii, 2906, deze plaats) |
|
wel: lekker |
263 |
limoen: citroen |
264 |
gedyen: pakken uit |
266 |
al sat: die geheel en al verzadigd is |
|
t'oovermasten: met voedsel te overladen (wnt xi, 1893, deze plaats) |
267 |
afdryven: vocht uit het lichaam verwijderen |
269 |
schaamel: arme |
269-270 |
hoeft [...] geensins te wyken: evenaart zeker |
270 |
In: Wat betreft |
|
heeren: heerlijke (wnt vi, 338) |
271 |
Hibles rysen: de takjes van Hybla, dwz. de takjes van de wilg. Vergilius' Ecloga i, 54 prijst de bloesem van de wilg als honingleverancier voor de bijen van Hybla. |
272 |
roopoot: rode patrijs, die met name in Spanje voorkomt (wnt xiii, 1217, deze plaats) |
|
Moreen: de Sierra Morena, de bergketen ten noorden van Córdoba (vgl. gedicht no. [54]) |
|
dees: deze (nl. deze uit het gebied van Spa) |
273 |
Het Kooninghlyk korret: De tonijn of Spaansche makreel, zoals men die vis vroeger wel noemde. Six associeert hier ‘Spaans’ met Kooningblyk (wnt vii, ii, 5636; Chomel i, 434 en iv, 1944-1945). |
|
eel, gelyk: even edel als |
|
korretten: caurettes, vogels die alleen in het gebied van Spa voorkwamen en op kwakkels leken (wnt vii, ii, 5682) |
274 |
mocht: was ... in staat |
|
Apicius: Caelius Apicius, vermaard Romeins gastronoom en veronderstelde auteur van De re coquinaria libri x, een kookboekje |
|
daar op wetten: daarin zetten (letterlijk: daarop scherpen) |
275 |
Kalekoetsche: kalkoense |
|
pruts: ongenaakbaar, trots |
276 |
veldhoen: patrijs |
|
stukken: kapot, in stukken (wnt xvi, 371, deze plaats) |
277 |
kapoenen: gesneden hanen |
278 |
hoenen: kippen |
279 |
Laakenveldsche: uit Lakerveld (bij Gorkum) afkomstige. Lakerveld was vermaard vanwege zijn vlezige kippen (Van der Aa, Aardr. vii, p. 20). |
| |
| |
|
in gyl: door en door sappig |
|
een klein: een klein beetje geld |
280 |
Krammesvoogels: kramsvogels, zo genoemd omdat ze graag jeneverbessen (krammetsbeziën) eten (wnt viii, i, 90, deze plaats) |
|
jeneever: jeneverbessen |
|
stroopen: roven |
282 |
starten: verzamelnaam voor een aantal soorten zangvogeltjes wier naam eindigt op -start of -staart (bijv. de verschillende soorten rooden kwikstaartjes) |
283 |
Zoo [...] als: Zowel ... als |
|
opgeschoote looten: in de lage begroeiing |
284 |
oostwaaijende: als zij door de wind naar het oosten worden geblazen (of: bij oostenwind?) |
286 |
aasen: voedsel zoeken |
287 |
't leelik aangesicht: het ongemakkelijke gezicht |
|
een maans quartier: een van de schijngestalten van de maan (hier: volle maan) |
|
verschoonen: opvrolijken tot |
289 |
wyl: omdat |
|
in twyffel hangt: wordt betwijfeld |
|
baaren: opleveren |
290 |
draai: mag ... draaien |
291 |
Hen: Aan hen (nl. aan de lustge mensen uit Luik) |
|
schaf: kan ... voorzetten |
| Spasop, gestooft, gebraân, gebakken: Soep en gestoofde, gebraden en gebakken gerechten uit Spa |
292 |
't blaauwe kalf: het nuchtere kalf (wnt vii, i, 926) |
|
hart: hert |
|
krakken: een soort duiven (wnt viii, i, 63, deze plaats) |
294 |
die een Pausendisch vercieren: die sieraden voor een pauselijke tafel (zouden) zijn |
295 |
swaarmoedigh: melancholisch |
296 |
wind, en steenich: gassigheid en nier- en blaasstenen veroorzakend |
|
aaderslot: afsluiting in de aderen |
297 |
dischknecht: kelner |
|
brekkliken: zieke |
298 |
Schenkt: dwz. Moet schenken |
|
druif: metonymisch voor: wijn |
|
verne Moeselvoeders: vaten oude Moezelwijn (wnt xx, 1536 en xxii, 92) |
299 |
trouw: zuiver |
300 |
rauwicheit: vgl. rauw, r. 169 |
301 |
Lust u de proef eens: Zoudt u eens willen proeven |
|
Aïsche: uit Ay, in het Champagnegebied, dat vroeger ook een gebied was van rode wijn (Paronetto, 1981, p. 254-255) |
|
Beaunsche: uit Beaune, in het gebied van de Bourgogne (Paronetto, 1981, p. 270-271) |
302 |
verwt: kleurt |
|
robynen: robijnrood gekleurde wijnen |
303 |
't kristallyn: het kristallen glas |
| |
| |
304 |
eel: edel |
|
veroudert: die vroegtijdig verouderd is |
305 |
Wat hoeft men: Waartoe zou men ... nodig hebben |
|
by: door |
|
gesooden: gebrouwen |
306 |
slymbren: flegma vermeerderende |
307 |
voorrecht: eerste gerecht (hier ook het hoofdgerecht) |
308 |
Spabeschuit: Spa-biscuit, van tarwemeel, eieren, boter, room enz. (wnt xiv, 2546, deze plaats) |
|
ronde pruimen: een speciale variëteit pruimen (wnt xii, ii, 4615) |
309 |
gekaneelt: met kaneel bestrooid |
|
Santische rasynen: Sultana's, rozijnen uit Klein-Azië. Eigenlijk: uit het gebied van de Antieke stad Xanthus of de gelijknamige rivier in Lycia. |
310 |
Kraamsuiker: Suikerwerk dat gewoonlijk werd aangeboden aan gasten die op kraambezoek kwamen (Schotel, Huisgezin, p. 32 en p. 39-40) |
|
Siviljes: Sevilla's |
311 |
Oranjen: sinaasappels |
|
Maderische: van Madeira |
312 |
Kandysich celeri: selderij, in kandij gekonfijt |
312-313 |
de noot t' Alep gelaaden, Ompurpert oover groen: de pistachenoot die vanuit Aleppo (het knooppunt van een aantal karavaanroutes in Syrië) werd aangevoerd. Pistachenoten hebben een roodbruine kleur aan de buitenzijde (Ompurpert) en zijn van binnen lichtgroen (oover groen). Zij hebben een ‘matig verwarmende, openende, zeer voedende en versterkende kragt’ (Chomel v, 2715-2716). |
313 |
pinglen van Katlooners: pijnappels van de Cataloniërs. De eetbare pitten van de kegels van pijnbomen, die onder meer in Spanje werden verbouwd, hebben ‘een zeer verzagtende, vervrisschende, oplossende, voedende en vetmakende kragt’ (Chomel v, 2702-2703). |
314 |
wacht op haar belooners: dwz. dan moet men afrekenen |
316 |
pesten: zelfst. naamwoord |
|
blyven buiten: moeten achterwege blijven |
317 |
De tweede taafel: Het diner |
|
voeghlik: op het juiste moment |
318 |
de noen verteert: als het middagmaal verteerd is |
320 |
opgedraagen: opgediend |
321 |
hartsjee: hachee |
|
week: zachtgekookt |
323-324 |
aan [...] min vergaapen: minder de aandacht richten op |
323 |
om soeter slaapen: met het oog op een aangenamer nachtrust |
324 |
En met een leege maagh te drinken: nl. de volgende ochtend |
325 |
't Saisoen: De tijd van de dag (wnt xiv, 1292, deze plaats) |
|
bobelyns: vgl. r. 3 |
327-328 |
Zoo [...] Als: Zowel ... Als |
329-330 |
gemeen ontstaan van waaterdampen, En 't noenmaal: die gewoonlijk ontstaat door de dampen die het water opwekt en door het middagmaal |
330 |
swaarmoedelyk beklampen: met melancholie bedrukken |
331 |
ontrent die tyd, geneegen wegh te lekken: die rond die tijd (nl. na het middagmaal) gewoonlijk weglekt |
| |
| |
332 |
anders: nl. als men wèl een middagslaapje doet |
|
pot: dwz. galblaas |
333 |
Zoo [..] ook: Net zo |
|
ontydelyk genoomen: als men die op het verkeerde moment neemt |
335 |
Dies: Daarom ook (vgl. r. 325-328) |
|
oeffeningh: lichaamsbeweging |
|
gekooren na de tyden: die aangepast is bij de tijd van de dag |
336 |
Waar imand, sonder leed, niet treeden kan besyden: Waar niemand buiten kan zonder nadeel te ondervinden |
339 |
Vermaakt om: Aangenaam gestemd door |
340 |
veelverwich: bloemen van meerdere kleuren |
|
een hoepelstok vercieren: een wandelstok met een tuil bloemen (een hoep of hoepel, wnt vi, 812-813) opsieren |
341 |
by den Kapucyn, in 't klooster: in de tuin van het klooster van de Kapucijnen te Spa, die door de stichter was opengesteld voor leken. Men kon er wandelen langs aangelegde paden en zich vermaken met spelletjes (Hildebrand ii, 1946, p. 285-286). |
341-342 |
berke bollen [...] rollen: klootschieten (ook ‘rollen met den bol’, beugelen of klossen geheten), een soort jeu de boules, waarbij het er echter om ging zo ver mogelijk te gooien. De kloot was een met lood verzwaarde, houten (hier berkehouten) bal (Pluis, 1979, p. 156). |
344 |
saftgereide: kalm-herhaalde (vgl. wnt iv, 1655) |
|
branden: een brande is een van oorsprong Franse dans, in hoofdzaak bestaande uit zijwaartse passen, beurtelings naar links en rechts, achtereenvolgens door verschillende personen of paren uitgevoerd, en besloten met een algemene rondedans (of saltarelle). Er waren tal van varianten op dit basispatroon (wnt iii, i, 1055, deze plaats; Muller, 1897, p. 109). |
345 |
het sweet hem uit wilt breeken: lijdend voorwerpszin: ‘dat het ...’ |
346 |
met: op het moment dat |
|
laat [...] steeken: moet ... achterwege laten |
347 |
Met dat: Zodra |
|
hukken: zakken (wnt vi, 1293, deze plaats) |
348 |
kryght: pakt |
|
verkeer: het triktrakspel (wnt xx, 114, deze plaats) |
|
of twaalf, of neegenstukken: de stukken voor het marellen (of morellen). Het marelspel is een bordspel met twaalf of negen stukken of schijven (wnt ix, 1128; mnw iv, 1169). |
349 |
quinkleeren: zingen |
350 |
versiert een spulletjen, met eeren: bedenkt een eerzaam tijdverdrijf |
351 |
de koele speelvalleijen: de zogenaamde ‘Promenade de quatre heures’ in Spa; een laan aan de westzijde van Spa, die om vier uur 's middags in de schaduw van de bergen rond Spa ligt en dan koel genoeg is voor enige lichaamsbeweging van de kuurgasten (Tydkortingen, 1735, i, p. 177) |
352 |
Prikt met de wandelstok: dwz. Speelt een soort steekspel (vgl. gedicht no. [113], r. 57-60) |
|
schiet: werpt |
|
't netst: 't nauwkeurigst |
| |
| |
353 |
Dry uuren spaader: Drie uur later (dwz. om zeven uur, als men zich naar ‘la Promenade de sept heures’, evenals ‘la Promenade de quatre heures’ aan de westzijde van Spa, begeeft) |
356 |
dat: hetgeen |
|
loop, en darmesnydingh: diarree en snijdende pijn in het gedarmte |
|
baarde: ten gevolge zou hebben |
357 |
quaad: nadelig |
358 |
in 't beste van het mallen: ook al is er dan de meeste pret |
359 |
geleegen strax tot rusten: door zich direct te ruste te leggen |
361 |
herknaauwt: herkauwt, dwz. terdege heroverweegt (wnt vi, 623, deze plaats) |
|
sich geist: zichzelf geneest (wnt iv, 918, deze plaats) |
|
met wel daar naa te stellen: door zich er goed aan te houden |
362 |
't rym: nl. dit gedicht |
|
Gaa: Kan ... gaan |
|
correctie |
Op p. 117 van de bundel van 1657 staat in r. 304 van dit gedicht en ziel. In de lijst met Drukfeilen achterin de bundel is dit verbeterd tot een ziel. |
|
|