annotatie |
|
|
1 |
welks naam: nl. ‘de dood’ |
3 |
vygheet: beet in de verboden vrucht |
4 |
bestemoer: ons oude moedertje, Eva |
6 |
geschildert, naa: afgebeeld als |
7-8 |
neergeleit, Benydight: die vermoord werd uit afgunst |
9 |
beene: uit beenderen bestaande |
11 |
doodplek: doods spoor |
|
bedroeft: wordt bedroefd |
12 |
van trouwen handelt: gaat trouwen |
13 |
werd verbreidt: wordt voortgeplant |
14 |
reedelyke mieren: metaforisch voor: nijvere mensjes |
15 |
Verheught, in: En dat monster is blij met |
|
stervende eensaamheit: een eenzaam sterven |
16 |
haast vervielen: weldra te gronde zouden gaan |
18 |
Met weeuwen, en te weeuwenaaren: Door echtelieden tot weduwen en weduwnaars te maken |
21 |
Die gryns: Dat grijnzende monster |
22 |
keisers naamen: Kaffart woonde dus aan de Keizersgracht. |
23 |
Wyl: Toen |
|
lentemaand: maart |
25 |
flitsen: pijlen, schichten |
26 |
duif: nl. zijn eerste vrouw |
28 |
Niet min vervaarlik: Zeker zo beangstigend |
29 |
scheutschen: geneigd om opeens uit te schieten en te bijten (wnt xiv, 545, deze plaats: ‘eenmaal aangetroffen’) |
30 |
Met onse grootmoer eerst gebooren: (de liefde), die met onze grootmoeder Eva ontstond |
32 |
Gekonterfeit, naa geen geraamte: Zeker niet afgebeeld als een geraamte |
33 |
Maar elpen beeltnis: Maar als een ivoorblank beeld (van een Nimf, r. 35) |
33-34 |
ingeleit Van: ‘ingelegd’ met, begiftigd met |
36 |
quetsende aanvokt: door te wonden aankweekt (zij verpreidt liefde met haar pijlen) |
39 |
Bedroeft: Wordt bedroefd |
|
verbreidt: groter wordt, toeneemt |
41-42 |
in gemeensaamheit, Geerft: die wij allen geërfd hebben |
42 |
en waar wy in vervielen: en die waarin wij zelf vervallen zijn |
43 |
Maar vroolik: Maar die lieve Nimf is blij |
45 |
maaghdendom: tussen voorheen ongehuwde echtelieden. Robbert Kaffart was weduwnaar, Maria Wyntjens was nooit getrouwd geweest. |
|
plant, op plant: nakomeling op nakomeling (vgl. ‘voortplanting’) |
48 |
Boomsdwarssloot: de Kornelis Boomendwarssloot, tegenwoordig Rechtboomssloot geheten (d'Ailly, 1963, p. 161). Kennelijk woonde de bruid daar. |
49 |
Wyl: Toen namelijk (als verklaring bij 't doodste, r. 47, vgl. ook r. 21) |
51 |
Kaffarts oogen: de blikken van Kaffart, als pijlen, afgeschoten door de Nimf |
53-54 |
die ... docht: die niet aan hertrouwen dacht, met het oog op zijn panden (wnt v, 1716, deze plaats). De betekenis van panden is mij niet duide- |