Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 277]
| |
[159] Vraage, om aaderlaatinge, aan Simon Dilman, Geneesheer.aant.Het zy de ziel haar deelen heeft,
Als 't lichaam, of het zy se leeft,
In bloed, indien de heete Son
Het swakke lyf niet schaaden kon,
5[regelnummer]
Voorsichtige Arts, noch wilde ik wel
Een deel verliesen, met het vel
Van daagh te vliemen, om grof bloed
Te fynen, schoon dan of 't gemoed
Niet fyner werd door deese vond.
10[regelnummer]
Want zoo ver ben ik nu gesond.
Dat is, het lichaam is bereidt,
Geschrobt, gelyk uw voorschrift leit,
Van kildigh slym, en heete gal,
Oorsaaksters van veel ongeval.
15[regelnummer]
Ik had, Neef, gister, sonder vier,
Wat meel beslaagen, met wat bier,
Ik golpte, uit porcelein, die pap
Van vyf en sestigh grein Jalap,
Met Scammone, te goeder tyd.
20[regelnummer]
O! wat een lekkeren ontbyt?
Ik nam daar naa warm bierenbrood,
Om 't modder van de darmengoot
Te dryven, en te reingen eer.
Tot hier toe was het helder weer:
25[regelnummer]
Gelyk 't nu alle daagen maakt,
Terwyl de hond met hette blaakt.
Maar, o! wat onweer rees er op?
Het sweet dat brak my uit den kop.
De seeverreegen droop voor uit,
30[regelnummer]
Lyk 't druppelt, eer het reegenbuit.
't Gesicht besweek van duisterheit.
De keuken, in tiras geleit,
Ia 't huis, dat vast, op kooten, staat,
Dat tuimelde om, en om, op straat.
35[regelnummer]
Den Heemel, en het aardryk viel
| |
[pagina 278]
| |
Te naauw, voor myn benaauwde ziel.
Van booven storte voorts een plas,
Op plas, van louter vuil moerasch.
Iuist was er toen het huisje ontrent,
40[regelnummer]
Waar in ik heimlik ben gewent
Het stinkend vet, van 't ingewand,
Te lossen, voor het maager land.
Daar seegh ik in, maar anders had
Ik my, van achtren, seer bekladt.
45[regelnummer]
Ik kon niet oover ende staan,
Daar quam my wat verlichtinghs aan,
En als langs trappen, 't weer, en lyf
Bedaarden, in een uur, of vyf.
Is 't nu niet teegen uwen raad,
50[regelnummer]
Segh in wat aader ik my laat,
En in wat erm, of in wat voet,
En hoe veel oncen schrikkigh bloed.
Indien my dat gesondheit baart,
Zoo roem ik u, en 't waaterpaard.
|
|