toelichting |
Dit gedicht staat in Six' Poësy op p. 545-547. |
|
annotatie |
|
|
3 |
bewaaren: omgeven (vgl. wnt ii, ii, 2382) |
4 |
En: En schaaren, die |
|
aangesicht: oppervlak, buitenkant |
5 |
in de baaren: dwz. in het diepst van de zee. God is dus Koning over alle scharen van de hoge hemel tot de diepe zee. |
7 |
Schoon: Hoewel, Ofschoon |
9-10 |
En ... dingen: En die de longen van de hemelse wezens zal aanzetten tot zingen |
13 |
vleijen: zoet klinken aan |
|
taalen: zangen |
15 |
Der straalen aller straalen: Van de stralende Zon aller zonnen (vgl. Openbaring 21:23) |
19 |
gunstigh siet: goedgunstig beziet |
20 |
ydle speelen: ‘holle klinkklank’ |
21 |
Hy: God |
22 |
geesten: hemelbewoners |
23 |
loopen: bewegen, rondgaan |
26 |
onder: beneden, op aarde |
29-30 |
Met ... vielen: En swermt van al wat onsterfelijk was vóór de zondeval |
32 |
in hem: door Zijn wil |
33 |
se: haar, de aardkloot |
34 |
dondrend vuur: onweer |
37 |
Verquikt: Hij verkwikt de aarde |
38 |
wintert, ook met seegen: geeft de winter, die ook een zegen is |
39 |
weederhoudt: houdt terug, laat niet groeien |
40 |
Den mensch niet toegeneegen: Als Hij verbolgen is over de mensheid |
41 |
aardboom: aardbodem, aarde (r. 41-45 zijn woorden van God) |
43 |
weer: opnieuw (na de zondvloed) |
44 |
Maar geeven: Maar nu geheel overleveren (anders dan bij de zondvloed) |
45 |
erven: helse scharen |
51 |
Hoe [...]?: Hoezeer ...! |