Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
[83] Aan den brandenden Vesuvius.aant.Men timmer Gode een kerk, de Droes bouwt een kapel.
Schynheil'ge boosheit woont, naast waare heilichdommen.
Al werd de Heemel op, de helle neergeklommen,
De hel raakt 's Heemels ringh, de Heemel raakt den Hel.
5[regelnummer]
De haamer van den God gethroont, langs 's Tybers wel,
Ontsloot de jubelpoort van 's Heemels innekommen:
't Was kermis in den hel, Kampanjes duiveldrommen
Ontslooten weer Vesuuf, en schooten Montgibel.
O vuurige kolom, oud barnende Salmander,
10[regelnummer]
Natuures piramyd, ghy Fenix uit uw asch,
Naa twintigh jaar hergroeit, de selfde, en nooit een ander,
Hoe komt dat wie uw gloed, van zoo veele eeuwen las,
Uit d'afgrond van een niet ontglommen, niet zoo schrander
Kon meeten af, hoe dat de hel licht eeuwigh was?
|
|