Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| |
[142] Dankdicht, aan Simon Dilman, geneesheer.aant.Een kopje, met wat welgegunde moes,
En Weesops bier, smaakt beeter dan een kroes,
Vol wyns, en 't lam, by een geveinsden droes:
Neef, wil u niet verschoonen.
5[regelnummer]
Waar toe gebrast, gelyk de Siciljaan,
Of Sibaryt, of dartele Thebaan?
Waar toe geschaft, gelyk de Persiaan,
Voor twee, als tien persoonen?
Ben ik een vraat, als d'alslok Filoxeen,
10[regelnummer]
Die smaaksiek, om een kraanhals, heeft gebeên?
Ik haat de wys der slempren, en de reen
Der brassende Apiciaanen.
Een graage maagh brenght self het soetst banket.
De saus werd van den honger opgeset.
15[regelnummer]
Dan smaakt het swyn, als 't eedele korret,
En bier, gelyk Albaanen.
Zoo kan het grof, en swartste roggenbrood,
Den Kooningh, die de Nylenaars geboodt,
Behaagen, en verquikken, in den nood,
20[regelnummer]
Als korst van feestgebakken.
Zoo smaakt, als wyn, het poeldrab, aan den Vorst
Darius, in syn half versmachten borst,
Terwyl het swaard des vyands, en de dorst
Hem volgen op de hakken.
25[regelnummer]
Het eelste onthaal, dat imand aan my doet,
Is dat hy 't lyf wel drenk, en maatigh voed:
Maar dan ook schaf, als Plato, voor 't gemoed,
Een schootel wyse spreuken.
Die zoo men veel de keel begiet, en smeert,
30[regelnummer]
De volle maagh, met neevelen, verteert,
In 't vadsich hoofd, dan andersins wat leert,
En weghbrenght uit die keuken.
Ghy saaght met wat een smaaklikheit ik at,
En dronk, ook hoe leerhongrigh dat ik sat,
35[regelnummer]
Om uit uw praat van artsenye wat
| |
[pagina 243]
| |
Besonders op te leggen.
Dat smaakt myn geest langhwyliger dan spys
Van Ambar of een kostelyker prys:
Vergeef my slechts myn vrygepleeghde wys,
40[regelnummer]
Om uw meer danks te seggen.
|