Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
[143] Troost aan mijn moeder, oover 't verlies van myn broeder Iakob.aant.Wie eens, in dit vergaande leeven,
Syn ziel, aan God, heeft weergegeeven,
Keert nooit, om d'ydle Son t'aanschouwen,
Hoe seer 't den bloedverwant mach rouwen.
5[regelnummer]
Zoo schreit ghy, laci, lieve Moeder,
Om uwen soon, myn lieven broeder,
Die God syn geest heeft opgedraagen,
Vergeefs weemoedigh, en verslaagen.
Al schent mistroostigheit uw haairen,
10[regelnummer]
Al weent uw oogh geheele baaren,
Al krabbelt ghy uw borsten oopen,
Al wilt ghy hongrigh, dorstigh loopen,
En dagh, noch nacht den rouw bepaalen,
Ghy kunt uw soon niet weederhaalen.
15[regelnummer]
Ai Moederlief, laat af van treuren,
Ai voegh u, naa Gods willekeuren,
Die syn geschaapen, uw gebooren,
Ook lief, en liever heeft verkooren.
Een schoone tak is afgesneeden,
20[regelnummer]
Maar niet de leste van uw leeden.
Vier lieve dochters, en vyf soonen,
Uw disch, noch, als olyven, kroonen:
Gewassen die naa goede tuchten
Belooven goude, en silvre vruchten:
25[regelnummer]
En welkers bloed, in deuchdsaame aaders,
Sweemt naa den aard des vroomen Vaaders.
Ook troost het wy niet seggen durven,
Dat Jakob heellyk zy gesturven.
Hy ruifde maar syn ziel van veeren,
30[regelnummer]
Die zyn de vleeschelyke kleeren.
Syn zieltje leeft, ik sie se leeven,
En met de Cherubyntjes sweeven,
Die om, en in de Sonneglansen
Des Dryineenheits, juichend dansen,
35[regelnummer]
Op spel, en onbegreepe sangen.
| |
[pagina 245]
| |
O Zaalige Engel flus gevangen,
Maar van de boeijens nu ontslaagen,
Die wy ellendigen noch draagen,
Ghy smaakt de vreuchde, waar de menschen
40[regelnummer]
Naa sien, of hooren naa te wenschen.
Als ik uw vreedsaam ryk, uw staaten,
En heerlikheeden, sonder maaten,
Recht, in myn boesem, gaa belyden,
Lykklaagen is uw heil benyden.
|
|