Arens, 1967, p. 381 wijst erop dat Six in dit gedicht de regels 4-6 van Catullus' vijfde gedicht verwerkt. Hij citeert Scriverius' vertaling van die regels:
De dagen gaen en keeren weer,
Maar als wij eenmael liggen neer,
Wij sijn berooft van alle kracht,
En slapen eenen langen nacht.
Van Es, 1952, p. 163 wijst op de voor een sonnet afwijkende versvorm van dit gedicht; Six gebruikt een viervoetige versregel. Het gedicht staat op p. 4 van Six' Poësy.
annotatie
3
brenght [...] ter neer: doet eindigen, doodt
4
gaat [...] vernieuwt ophaalen: doet ... herrijzen
5
Sonnestraalen: nl. ogen
6
Van spiegeltjes, als glas: Als glas van spiegeltjes
7
neerduik: ‘achter de kim laat dalen’, dwz. sluit
meer: weerom
8
in Styxsche stroomen: in het gebied waar de Styx stroomt, het dodenrijk
9
Wat: Hoezeer
de nacht: nl. de nacht van de dood
11
dacht: dacht, dat
13
'k weet als: ik weet dat, als
jongst: uiteindelijk, bij de jongste dag (wnt vii, i, 393, deze plaats: ‘In deze opvatting alleen bij six v. chand aangetroffen’)