18 |
al eeven vroolik: vrolijk als altijd |
19 |
huiden: op dit moment |
20 |
En haalen sy den morgen, soo weer morgen: En zo zullen zij morgen weer sorgen, als zij morgen halen |
22 |
roert: leeft, beweegt |
23 |
muft: gaat suffen, gaat overwinteren |
24 |
't schuurtjen: de mierenhoop als opslagplaats |
25 |
soeke: te zoeken hebbe |
27 |
is langh, ook kort: de uitleg bij langh volgt in r. 28, die bij kort in r. 32. |
28 |
flus, of binnen 't jaar: weldra, of in ieder geval: binnen dat jaar |
|
gypen: sterven (wnt iv, 2344, deze plaats) |
29 |
Al sterft het sterk: Al is er een periode van grote sterfte |
|
jonghste: uiteindelijke |
30 |
Licht: Wellicht |
|
in d'ooverblyfsels: onder de achtergeblevenen (nog levenden) |
32 |
versellen: vergezellen, deel ... uitmaken van |
33-34 |
Wie ... verwon: Wie veertig maal de dagen van een jaar heeft doorstaan (de veertig gepasseerd is) |
35 |
zoo dikwils achterhaal: nog eens zo vaak evenaart (dus nog eens veertig jaar leeft). De leeftijd van tachtig jaar geldt als de uiterste grens van het menselijk leven (Psalm 90:10). |
36 |
kan syn natuur maar loopen: als zijn gestel die loop (met de zon) maar aankan |
39 |
by voor syn einde stink: dat hij voortijdig zal rotten |
41 |
het Boek: de bijbel |
43 |
onder weeld: in een tijd van overvloed |
46 |
Of God niet langh, of langh hun trouw vergaarde: Of God nu kort of lang hun verbintenis (die van lyf, en ziel) in stand houdt |
47 |
voor den Kristelyken naam: voor iemand die christen wil heten |
48 |
der saaligheit: van het hoogst-bereikbare |