17 |
't hout: het bos |
18 |
Nu: dwz. Nu het lente is |
19 |
de reinimf: het nimfje (het jonge meisje) in een reidans |
20 |
Zoo zyn daar toe myn voetjes gestelt: Dan zijn mijn voetjes geneigd dat voorbeeld te volgen (dan wil ik ook wel dansen, ook in mijn metrum) |
21 |
't wicht: het kind, de kinderen |
22 |
Lyk ook: Zoals het ook (nl. net als bij het Pinksterbloemzingen) rijmpjes maakt |
22-23 |
als ... veilt: als het zijn ‘rietjes’ in versvorm te koop biedt voor ‘spelden’. Ik weet niet op welk gebruik en op welk liedje Six hier doelt. De raboorden (lisdodden of zoete uitspruitsels van riet, wnt xii, iii, 129, deze plaats) en de spelden (hier in de zin van ‘kleinigheidjes’?) werden waarschijnlijk genoemd in een liedje. Het is mogelijk dat veilt hier ‘ten beste geeft’ betekent (wnt xviii, 1373-1374). |
23-24 |
of ... wyn: of, als het kouder wordt, sint Maarten in liedjes turven en wijn vraagt. Op Sint Maarten (11 november) werden liedjes gezongen als: ‘Martijn. / Turf in den murf in den maneschijn. / Gooi in den most, / Gooi in den wijn, / Hier woont Sinte Martijn [enz.]’ (Schrijnen i, 1930, p. 136). |
25 |
Het: nl. Het kind |
|
in Focidis dal: in de landstreek Focis, waar de Parnassus (de muzenberg) ligt |
26 |
het henghste kristal: het heldere water uit de Hippokrene (de ‘hengstebron’, gevormd door de hoefslag van het paard Pegasus). De Hippokrene is de dichterbron. Arens, 1961, p. 115 wijst erop dat Six in deze regels enkele hinkjamben uit Persius' ‘proloog’ tot zijn satiren verwerkt. Daarin neemt Persius een loopje met de hoge Parnaspretenties van de dichters. Hijzelf heeft nooit uit de muzenbron gedronken en nooit op de tweekoppige Parnassus geslapen, zo zegt hij. |
28 |
een singertje was: een ‘dichtertje’ zou zijn geworden (vgl. Persius' Prologus, 3: ‘zodat ik zo eensklaps als een dichter tevoorschijn zou zijn gekomen’) |
29 |
't extertje: nl. een ekstertje in gevangenschap |
30 |
om het kostjen: om aan zijn kostje te komen |
|
een groet: Persius vergelijkt de dichters met papegaaien en eksters die om den brode hebben leren groeten en praten. |
32 |
na 't quam in het licht: het, nadat het geboren was |
33 |
Het oeffnen van de reedlike tongh: In de gewone taal van de mensen te praten (en met ratio?) |
35 |
rechte: ware |
36 |
Die meest den dank syn moeder niet weet: Die (daarvoor) niet de meeste eer aan zijn moeder geeft |