22 |
hoogh omelsde: met hoge elzebomen omgeven (wnt iii, iii, 4091, deze plaats) |
|
klaare vyver boogen: heldere vijvers met rondlopende oevers |
23 |
werd gesoogen: wordt ‘grootgebracht’, gekweekt |
24 |
Die vaader spysen: Die vader tot voedsel dienen. Bedoelt Six dat de bezitter van de visvijver een ‘vader’ van de vissen is (vgl. gesoogen), of heeft hij zichzelf op het oog (vgl. vaader, r. 1)? |
25 |
hoe gereessemt [...]?: met hoe zware trossen...! (wnt xii, iii, 1078) |
27 |
Van aardmoorinnen: Van de negerinnen van de aarde (de donkere boomstammen zijn als het ware zwarte wilden die de boomvruchten baren) |
|
moeders soomen: de kleding van hun moeder(s), nl. het gras dat op de grond groeit aan de voet van de stammen. De bomen buigen dus zover door, dat de vruchten het gras raken. |
28 |
Met rooden kaaken: Met blozende wangen |
29 |
krieken: morellen |
30 |
brillen: glanzen (?). wnt iii, i, 1389 meent dat deze ‘naar 't schijnt alleenstaande’ plaats te verklaren is als een vernederlandsing van het Franse briller. Het wnt wijst ook op een Fries brille, dat ‘blinken’ betekent en doet de suggestie dat Six het werkwoord gebruikt met een bijgedachte aan brillen in de zin van ‘voor de mal houden’ of ‘foppen’. Kan brillen misschien ook ‘gluren, steels kijken’ betekenen? Dat zou aardig aansluiten bij het beeld van de Schaamrige maaghden (r. 31). In gedicht no. [166], r. 4 gebruikt Six een eveneens moeilijk te verklaren combinatie uit den bril, die mogelijk verwant is met dit brillen. |
|
onder groene kleuren: vanonder de groen getinte bladeren |
31 |
Schaamrige maaghden kontrefeitend: Als het ware schuchtere meisjes nabootsend (wnt xiv, deze plaats). Mogelijk speelt naast de blozende ook de groene (‘verlegen’) tint een rol in de vergelijking. |
32 |
Hun volle staaken: De volle takken waaraan ze hangen |
34 |
d'Aarde: De bodem van de Diemermeerpolder |
|
baarde: heeft voortgebracht |
35-36 |
van ... landen: over haar tuin die zo vruchtbaar zou zijn als de hof van Eden (maar het niet is) |
37-38 |
stelle ... gebouwen: mag dan de fortuin, in kunstig gebeeldhouwde vorm, hoog (aan zijn gevel?) zetten. Waarschijnlijk had de hofstede van Van Halewijn dus een vrouwe Fortuna als gevelbekroning of als gevelsteen. |
38 |
se: haar, nl. de fortuin, vrouwe Fortuna |
40 |
soete panden: heerlijke blijken van haar goede gezindheid |
41 |
Flakkus: Horatius. In r. 41-44 baseert Six zich op Horatius' Ode ii, vi (Arens, 1961, p. 121). |
|
ouder: als hij op leeftijd komt |
|
Tarenten: Tarentum in Calabria (het huidige Tarente in de hak van de laars van Italië) |
42 |
Tibur: Tibur, ten oosten van Rome (Tivoli) |
|
neer te slaan syn tenten: dwz. te gaan wonen |
44 |
stryken: zachtjes doen voorbijgaan |
45 |
beroerde: getroffen |