Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 296]
| |
[171] Bruiloftsangh, aan Joannes Abeels getrouwt met Anna de Bra.aant.Abeels, wiens voornaam, ik den mynen, noem,
Ghy geeft my lust, om uwen roem
Te slaan, op snaaren der Poeëten,
Wijl ghy dees blyde Bruiloftnacht,
5[regelnummer]
Als Bruidegom, werd opgewacht,
By Anna uw Citheer geseeten.
Van waar begint myn pen uw braaven lof?
Zal uw geslacht my geeven stof,
Wanneer ik, op den vroomen vaader,
10[regelnummer]
Die suil, en spiegel van de kerk
Gemerkt, met Kristus saaligh merk,
Myn sin aandachtelyk vergaader?
Of singh ik best uw nyverigh verstand,
In handelingh, op Engeland,
15[regelnummer]
En al haar omgeleegen wyken,
Sulks dat de Teems haar koopmans oor
Draait, naa 't Kompas van uw kantoor
Gelyk de bloem, op 's seilsteens stryken?
O neen. Ik swygh ook van uw schoone bruid,
20[regelnummer]
Als een Goddinne, muntende uit,
In reijen ooverschoone maaghden:
Gelyk de son, wanneer hy klom,
Verdoofde al wat er scheen, en glom,
Aan 't bruin gewelf, waar mee het daaghde.
25[regelnummer]
Ik lyk u beide ook niet by Henriet,
De Fransche leelibruid, geset
Naast Karel wankelenden Kooningh
Van England. Pronkten sy met goud?
Ghy in uw huis een Kooningh, trouwt
30[regelnummer]
De deughd, langs 't groen der palmekrooningh.
't Lust my noch min de prysenswaarde saal,
En disch, vol staatelyk onthaal,
Aan braave vrienden, op te lieren:
Of 't minsaam bruidsbed opgetooit,
35[regelnummer]
Van sy tapyt, met loof bestrooit,
| |
[pagina 297]
| |
Dat Hymens kaarsen fraai vercieren.
Wegh ydelheit van fleeuwery, vol wind,
Waar deur een dichter sich bemint,
Gemeinlik tracht by elk te maaken:
40[regelnummer]
Want prysen kost hem kleinen prys.
Ik eindige op een andre wys,
En wil myn laffe rymen staaken.
O Vaader van den houwelyken staat,
Ons, tot een liefdens toeverlaat,
45[regelnummer]
En heilge kuischeit, uitgevonden,
En tot een troost van man, en vrouw,
En tot een steun der werreldbouw,
Uw seegen zy dit paar gesonden.
|