Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 674]
| |
[395] Beleeftheits schaaduw, aan den eedlen Jan Gournei, heere te Houghton.aant.Het eedel huis van Gourneis bloed,
Dat in Northampton, soet, en goed,
Van land, en lucht, van eige bergen,
Uit vruchtbre boomen, als voor dwergen,
5[regelnummer]
Zoo meen'gen koeije, in graasend veld,
En schaap, als voor een sneeuwbal telt,
Langhs braakland, en gebouwde daalen,
Zoo ver, als scherp gesicht kan haalen:
Dat huis, dat langh, met oopen hof,
10[regelnummer]
My vreemd ontfingh, heb eeuwigh lof.
Dat milde huis, dat moet ik roemen,
Zoo 'k my ondankbaar niet wil noemen.
Dat huis gaat nooit, uit myn gedacht,
Ontrent patrys, of haasejacht.
15[regelnummer]
Hier leerde ik eerst, met snelle winden,
Te paard, de vlugge haase vinden,
En hoe men 't veldhoen, met een net,
Op 't snufflen van een hond, beset.
Hier sach ik die welschaapen Anne,
20[regelnummer]
Als in een schoonheit van Susanne,
Wiens schoone naaktheit, op haar hoef,
Het vuur stak, in den kouden boef.
In England is geen schooner engel,
Noch puiker knoproos, op haar stengel,
25[regelnummer]
Dan deese bloem, uit Gourneis bloed:
Dat alle herfsten bloeijen doet.
|
|