|
De fontein, die Six in r. 5-12 van dit gedicht beschrijft, maakte deel uit van de feestversiering ter ere van de Blijde Inkomste van de koningin op 15 november 1649. Justi, 1888, ii, p. 287 beschrijft haar als volgt: ‘Hier [nl. nabij het Buen Retiro-paleis] erhob sich der Parnass, in natürlichem und künstlichem Blumenschmuck, Herkules und das Flügelross mit der Hippokrene von Wein auf seinen beiden Gipfeln, im Thal Apoll mit den Musen, und zu deren Seiten die Statuen der grossen spanischen Dichter des Alterthums: Seneca, Martial, Lucan; der Renaissance: Juan de Mena, Garcilaso und Camoens; die jüngstverstorbenen endlich: Quevedo, Góngora, Lope. An den Parnass schlossen sich die elyseischen Felder, deren Abschluss der Bogen an der Carrera d.S. Jerónimo bildete’. Het werk zou zijn ontworpen door de architect Cano. In totaal waren er vijf triomfbogen in de stad opgericht (vgl. r. 13 van het hier behandelde gedicht), die behalve door Alonso Cano ook door de architect Sebastian de Herrera Barnuevo waren ontworpen (vgl. voor een beschrijving van de andere bogen de Toelichting bij gedicht no. [249]). Deze opdracht staat op p. 321-322 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
1 |
schoon dit rym, met moeite, was volweeven: dwz. hoewel de voltooiing van het weefsel van dit rijmwerk mij toch grote inspanning had gekost |
2 |
Al swaarder: Nog veel moeizamer |
|
bereidt: vervaardigd |
3 |
stree ik, met 't gemoed: dwz. stond ik in dubio |
|
derven: durven |
5 |
voor Retire, uw hof, Parnassus siende blinken: nu ik voor uw lustslot Buen Retiro (aan de oostrand van Madrid) de Parnasbron heb zien glinsteren (de hoofdzin volgt eerst in r. 17) |
6 |
slinker: linker |
|
van Pegas hoef: door de hoef van Pegasus. De bron op de Parnassus was ontstaan door de hoefslag van het paard Pegasus. |
7 |
heel geestigh om te drinken: heel ‘geestrijk’ om te drinken, dwz. die bij het drinken een overvloed van dichterlijk vernuft verschaft. De fontein spoot echter heel geestigh dus ook ‘geestrijk vocht’ (vgl. de Toelichting). |
8 |
straalen: stromen, spuiten (wnt xv, 2115) |
|
in lauwerdaalen, groef: heeft uitgesleten in dalen met laurierbomen (de laurier is Apollo gewijd wegens zijn liefde voor de in een laurier veranderde Daphne) |
9 |
En dat: En siende, dat |
|
in 't midden van syn kruinen: tussen de beide toppen van zijn berg. De Parnassus had twee toppen (vgl. Arens, 1963). |
10 |
Herkules, gelyk een schermheer: Hercules, als beschermheer (wnt xiv, 492). Het beeld van Hercules stond dus op een van de beide weergegeven bergtoppen. |
11 |
drymaal dry Poeëten: negen dichters (kennelijk bedoeld als een parallellie met de negen muzen) |
|
langs de duinen: dwz. langs de helling van de beide heuvels (wnt iii, ii, 3588) |
| |
12 |
Hun beste aanwenden: Hun uiterste best doen |
|
te klimmen, op het top: vgl. ‘de Parnassus beklimmen’, voor: zich wijden aan de dichtkunst |
13 |
Ook siende: En nu ik ook zie |
|
om hoogh gerecht: opgericht |
|
seegebouwen: triomfbogen, zegepoorten |
14 |
Gemarmert van 't penceel: Beschilderd met verf die marmer nabootst |
15 |
waar in: dwz. in welk nagebootst marmer |
16 |
Veel geestigheits en konsts: Veel vernuftigs en kunstigs |
|
uit 's dichters tydverdryf: ontstaan uit het tijdverdrijf van een dichter |
17 |
Zoo: expletief, vat siende (r. 5) en siende (r. 13) op |
|
houde ik seeker ghy: meen ik zeker te weten dat gij |
|
dat heilige geslachte: die gewijde soort van mensen, nl. de dichters |
18 |
De lommerschaduw [...] van onverdiende gunst: Uw onverdiende gunst ... die voor hen als een lommerrijke schaduwplek is (waar zij beschut kunnen gedijen) |
19 |
een leege geest: de geest van een mens die niets omhanden heeft, die ‘ledige uren’ heeft |
20 |
lengsjes: allengsjes, stapje voor stapje |
|
op: bovenop |
21 |
Zyt ghy dan Herkules: Al bent u dus Hercules (nl. schermheer, r. 10). In vele Spaanse kunstwerken werd Filips iv geassocieerd met Hercules. De identificatie ging zo ver dat men de koning wel aanduidde als ‘Hercules Hispanicus’ (Brown and Elliott, 1980, p. 156-161). |
|
Spanjes singhfonteinen: de Spaanse fonteinen van de zang, dwz. de Parnasbergen van de Spáánse dichtkunst |
22 |
Laat ... verkleinen: Laat toch mijn ‘Spaanse’ dichtzang in het Hollands uw welwillende gunst (jegens mij als dichter) niet verminderen. Six' gesangh heet Spaansch, omdat het ontoereikend, niet volmaakt is (vgl. ‘het Spaans maken’, voor: ‘het bont maken’, wnt xiv, 2554). Hier blijkt weer dat Six geenszins meent wat hij schrijft. Het bijvoeglijk naamwoord is wel zeer weinig complimenteus voor de Spaanse koning... |
|
|