annotatie |
|
|
2 |
Ontrent dit lykgehucht: Rond dit oord van doden, dit graf |
3 |
doove: niet te vermurwen, onaandoenlijke |
3-4 |
beperrelt, Met schreijen: bepareld, door te huilen, dwz. met tranen te overdekken |
5 |
Ghy droopt eens van myn bloed: Eens zijt gij uit mijn bloed voortgekomen (‘uit ... voortgevloeid’) |
6 |
Ghy oopent eerst uw lof: Gij ontsluit pas uw blaadjes (uw ‘loof’), dwz. Jij bent nog jong |
7 |
vaaren: heengaan (vgl. Mattheüs 8:22) |
9 |
Treed af: Gaat heen |
|
heur, die u heeft gebaart: uw moeder, Sara Juliens |
11-12 |
die deese knokken Omswiert: (haar geest,) die bij deze knoken, dit dode lichaam, verwijlt |
12 |
ontroert: hen in beroering brengt, verontrust, door haar treuren (Van Es, 1953, p. 182) |
|
weer om te lokken: in het leven te doen weerkeren |
13 |
't was quellinge vergeef: dat dát vergeefse zelfkwelling zou zijn |
14-15 |
de schreef, Hem voorgehaalt, van 't lot: de voor hem door de Voorzienigheid getrokken streep |
16 |
Aan: Langs |
|
scheerde: doorsneed, doorknipte |
18 |
Leer: Leer haar |
19 |
neegen jonge weesen: nl. Six' vijf broers Joost, Jacob, Isaäc, Abraham en Wilhelmus (geboren in respectievelijk 1621, 23, 27, 32 en 37) en zijn vier zusters Catharina, Elisabeth, Sara en Susanna (geboren in 1626, 29, 34 en 35) (gegevens uit het Six-archief) |
21 |
myn halfgeweesen deel: mijn vrouw, die mijn wederhelft is geweest |
22-24 |
Leer ... 's Heemels: Leer haar op stichtelijke wijze welk verschil er bestaat tussen een aardse man en vader en de hemelse, nl. God (Van Es, 1953, p. 182) |
24 |
aanvaarde: moge aanvaarden |
25 |
verselt: verenigd (in het graf) |
26 |
Bewys: Wijs erop |
|
vast: gedurig |
26-27 |
snelt Onvoelik naa: onmerkbaar (mij) achterna snelt, allengs (mij) achterna ijlt (wnt x, 2165, deze plaats) |
27 |
ons aardsch vergaaren: ons aardse deel (ons lichaam) in het graf bijeenkomen |
28 |
om: met ... als doel |
|
vaaren: heengaan |
29 |
spiegelt u: dwz. bezie uzelf en vergelijk u met mij (vgl. r. 30-31) |
30 |
Dit 's: dwz. Dit is het nu, wat ... heet (de emendatie is reeds voorgesteld door Van Es, 1953, p. 182) |
31 |
elks: eenieders |
32 |
houd: houd ... aan, volg |
33-36 |
Myn ... werreld: vgl. r. 1-4 |