toelichting |
In dit gedicht neemt Six een dichter op de korrel, die zich (in een satirisch gedicht?) misprijzend over iets had uitgelaten. Nadere details kan ik niet geven. Het gedicht staat op p. 426-427 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
titel |
Braamen: in de zin van ‘Stekeligheden’? |
1 |
zoo fraai van groote herssen: met zoveel ‘edele’ hersens |
2 |
Als buiskool, op een pee, of dwergh: Als een buiskool bovenop een peen of bovenop een dwerg. Een buiskool is een witte kool. Het woord werd ook gebruikt als spottende benaming voor een groot hoofd. In de eerste opvatting is buiskool verbonden met pee, in de tweede met dwergh (wnt iii, i, 1776, deze plaats en xii, i, 877, deze plaats). |
3 |
muisebergh: dwz. ‘berg die met een geweldig misbaar slechts een muis baart’ (vgl. Horatius, Ars poetica, 139) |
4 |
die met een dwergh komt scherssen: die met een dwerg de spot gaat drijven (dwz. die met een kanon op een mug schiet) |
5 |
Uw keetel: Uw borrelende kookpot (sarcastisch voor: Uw hoofd) |
6 |
Rome noch Atheen: Latijnse noch Griekse auteurs |
7 |
Hippokreen: water uit de dichterbron op de Helikon |
8 |
de lauwer loover: de lauwerbekransing van de ware dichter |
9 |
noch geestger van natuuren: wiens aard nog ‘geestiger’ uitkomt (nl. ‘geestrijker’ èn lachwekkender) |
10 |
als in een sim: dwz. als in de kop van een aap |
11 |
gegrim: boos gegrom (vgl. wnt iv, 791 en v, 779-780) |