| |
[338] Op het barsten van myn pistool, teegens buskruid (p. 569)
toelichting |
Het is moeilijk dit gedicht nauwkeurig te dateren aan de hand van r. 89-92. Ik neem aan dat het beschreven incident zich heeft afgespeeld tijdens een van Six' reizen naar Engeland in de jaren 1654-1655. Ook tijdens zijn reis door Spanje in 1649-1650 had Six zich eens bijna doorschoten met zijn pistool (vgl. gedicht no. [383]). Het hier behandelde gedicht staat op p. 424-426 van Six' bundel. |
|
annotatie |
|
|
1 |
Apelles: De beroemdste schilder van de Oudheid |
3 |
by verbod: nl. volgens een in een edict vastgelegde verbodsbepaling (vgl. Plinius, Naturalis historia xxxv, xxxvi, 85), waarin vastgelegd was dat niemand anders dan Apelles Alexander de Grote mocht afbeelden |
4 |
Een ander: nl. Een andere kunstenaar dan Apelles |
|
stouten: al te overmoedige |
5 |
wie: die |
6 |
naagekonterfeit: nagebootst, afgebeeld (wnt ix, 1524) |
7 |
Die Fenix: nl. Apelles, uittorenend boven alle andere schilders |
8 |
hy: dat hij ... (leidt een bijvoeglijke bijzin in) |
9 |
straalt: neerschiet |
10 |
afgemaalt: geschilderd |
11 |
sonder lauwerieren: zonder afweermiddel tegen de bliksem. Laurier gold als afweermiddel tegen de bliksem. Keizer Tiberius zou een laurier- |
| |
| |
|
krans op zijn hoofd hebben gezet bij onweer (Plinius, Naturalis historia xv, xl, 134-135, vgl. ook Huygens' Vier en vlam, r. 253-254: Huygens ii, p. 48) |
12 |
naa die vieren: naar die vuren, die afgebeelde schichten |
13 |
anders weedervaart die borst: anders is het die kerel ... vergaan (presens historicum) |
14 |
Salmoneus der Grieken Vorst: De Griekse vorst Salmoneus. Vergilius' Aeneis vi, 585 e.v. vermeldt dat deze vorst door de stad Elis reed op een door vier paarden getrokken wagen en dat hij in zijn hoogmoed de donder wilde imiteren met kopergekletter en hoefgetrappel. Hij werd daarop door Jupiter neergebliksemd. |
|
De details die Six in de volgende regels geeft, kan hij ontleend hebben aan de vijfde-eeuwse commentaar van Servius op Vergilius, dat in Six' tijd wel in Vergiliusuitgaven werd opgenomen. Servius vermeldt bijvoorbeeld de koperen brug en het lot van de door Salmoneus' ‘bliksem’ getroffen omstanders (Vergilius, 1636, p. 446). In Six' metrum ligt er nadruk op de tweede en vierde lettergreep van de naam Salmoneus. Ik denk dat Six met de zeer merkwaardige, kennelijk latiniserende zinsstructuur van r. 19-24 wil laten uitkomen dat zijn versie van het verhaal nauw aansluit bij een Latijns voorbeeld. Of is er sprake van een ingrijpende drukfout? |
15 |
tot de keel toe opgeblaasen: tot zijn nek vol hoogmoed |
16 |
Elis smeênde winkelbaasen: ‘bazen van een smidse’ te Elis, Elische smeden |
17-18 |
Langhs stad gebood een hoogen rugh Te smeeden: Gebood een hoge wal door de stad te smeden |
19-24 |
Waar ... blixemweeder: En hij deed al wie daar onder was sidderen, terwijl hij als de rots van de donder voortrolde op een wagen met koperen wielen, waarop hij hoogmoedig had plaatsgenomen. Al wie hij dan ‘bliksemde’ met de toorts die in zijn hand vlamde, die sloeg men (kennelijk de dienaren van de vorst) neer, alsof hij door een heus onweer getroffen was. |
|
Mijn interpretatie laat dus 't al (r. 22) aansluiten bij Waar onder (r. 19) en in syn hand ontglommen (r. 19) slaan op synen toorts (r. 23). De passage zou volgens deze opvatting (doelbewust?) de kaders van de syntaxis van het Nederlands doorbreken (vgl. de annotatie bij r. 14 hierboven). |
26 |
Jelours: Naijverig |
27 |
Godspracht: vertoon van goddelijke pracht |
28 |
Wat [...] dat: Wat voor een |
29 |
Die wormblaas slingrende: Door die opgeblazen worm ... te slingeren (wormblaas sluit aan bij het beeld in r. 15) |
31-32 |
Wie ... weedervaaren?: Wie zal dan geloven dat het de uitvinders van het buskruit, schenders van de wereld, beter zal zijn vergaan? |
33-34 |
dien Munnik Plutoos soon Vermaaren?: die monnik (die het buskruit zou hebben uitgevonden, vgl. de annotatie bij r. 35-36 hieronder), die zoon van de onderwereldgod, bekendheid verschaffen in mijn gedicht? |
|
ten vloekbren hoon: tot zijn vervloekte schande |
35-36 |
't Zy ... Fryborgh: Of hij nu een ‘zwarte’ Deen, dan wel een arglistige (‘Arklitsige’) chemicus te Freiburg is geweest. In woordspel vermeldt Six de namen van de veronderstelde uitvinders van het buskruit: Bert- |
| |
| |
|
hold Schwartz en Constantinus Anklitzen. De oude verhalen over de uitvinding verwarren beide namen en schrijven de uitvinder de Duitse, de Deense en ook de Griekse nationaliteit toe. Anklitzen zou een verbastering van de Freiburgse familienaam Angelisen zijn (Partington, 1960, p. 91-93). |
36-37 |
van te spitsen En argen sin: al te sluw en doortrapt |
37-39 |
Dees [...] Bedekselt hebbende: Toen deze ... afgedekt had (wnt ii, i, 1144, deze plaats), dwz. Toen deze ... in een gesloten mortier had gedaan |
38 |
vlamsiek sout: licht ontvlambaar zout (nl. salpeter) |
40 |
Tot artsenye: Tot een geneesmiddel. De uitvinding zou dus een toevalstreffer zijn geweest (vgl. Partington, 1960, p. 91). |
40-41 |
en slaande een brysel, Van vuursteen: en toen deze met een brok vuursteen vuur sloeg (wnt iii, i, 1363, deze plaats) |
41-42 |
wel ter quaader stond, Gevallen: dat op dat wel zeer kwade uur viel |
42-43 |
door ... maalen: dwz. door de opening in de deksel van de vijzel, waardoor men de stamper kon steken |
44 |
Zoo: expletief, vat de deelwoorden hebbende (r. 39) en slaande (r. 40) op |
|
op: omhoog |
|
langhs straalen: onder bliksemend gevlam |
46 |
ondernam: zette zich ertoe |
47 |
verborge: dwz. nog onbekende |
48 |
uit te puuren: in purer vorm te voorschijn te halen, te isoleren |
49 |
syn vloeken: dwz. zijn chemische formules, die zijn als vloeken |
|
wel: goed |
51 |
na likken, en herlikken: volgens Plinius' Naturalis historia viii, liv, 126 wordt een beer (vgl. r. 53 hieronder) als een vormloze klomp geboren die door het moederdier in model wordt gelikt (vgl. ‘ongelikte beer’). |
52 |
al het: het gehele |
56-57 |
Van ... Geswangert: Die zwaar zijn van damp uit de aardbodem en van (verdampt) water uit de zee |
57 |
sichtbre: dwz. door de wolken die erin drijven nu eerst zichtbaar geworden (?) |
58 |
driftigh: drijvend |
|
van: door |
61 |
Verydelen gevreesden nood: Het gevreesde gevaar afwenden (nl. door de brandweer op te roepen het vuur na een blikseminslag te blussen) |
62 |
Wat yser bolwerk kan: Welk metalen bolwerk ook is daarentegen in staat (het yser bolwerk staat tegenover de brandklok) |
|
de kloot: de kogel |
63 |
ongeschendt ontwyken: ongeschonden te ontkomen aan |
64 |
De helle moet de vlagge stryken: De hel (met haar vuur) moet de eer aan een ander (de uitvinder van het buskruit) geven |
65 |
Vermids hy: Aangezien hij, de uitvinder |
|
dit nardus graan: deze korreltjes van nardus (een zeer hittige stof, wnt ix, 1556) |
66 |
Deed [...] beslaan: liet neerslaan, neerlegde |
67-68 |
Om ... stryen: Om, toen op aarde haar ketterijen (nl. die van de hel) gingen verdwijnen, daartegen op die manier weerstand te bieden. Bedoelt Six het katholicisme, dat voor de reformatie begon te wijken? |
| |
| |
70 |
In 't onbekent was by Chinees: Indien het niet zo is, dat de Chinees er al mee bekend was (vgl. de annotatie bij r. 72 hieronder) |
71 |
Leedt d'eerste kruidsdood: Ging als eerste ten onder aan het buskruit (vgl. ‘kruisdood’) |
|
het vechten: de strijd |
72 |
Van Veneciaaner oorloghsknechten: Met Venetiaanse militairen. Volgens de Italiaanse geleerde Guido Panziroli (1523-1598) en zijn vertaler en commentator Heinrich Salmuth werd het buskruit het eerst gebruikt in een confrontatie tussen Venetiën en Genua ‘circa annum Christi 1378’. Genua werd toen verpletterend verslagen. |
|
Ik denk dat Six ook voor andere in dit gedicht verwerkte gegevens over het buskruit gebruik heeft gemaakt van Panziroli's Rerum Memorabilium libri duo (1599-1602 en enkele malen herdrukt). In het achttiende hoofdstuk van het tweede deel van dit werk (‘De tormentis muralibus et bombardis’) laat Salmuth in zijn commentaar blijken niet precies te weten of nu de Freiburgse monnik Anklitzen of ‘Bertholdus Swartus’ de uitvinder van het buskruit is geweest. Ook weet hij niet met zekerheid te zeggen of de Chinezen al eerder met de samenstelling op de hoogte zijn geweest. Hij doet het verhaal van de ontploffing in het laboratorium en (dit laatste lijkt mij het sterkste argument voor Six' bekendheid met het boek) schetst een geschiedenis van de nabootsing van de donder, waarin Apelles en Salmoneus (overigens zonder de door Six misschien aan Servius ontleende bijzonderheden) prominente plaatsen innemen (Panziroli ii, 1602, p. 665-679; vgl. Partington, 1960, p. 130, noot 20). |
73-77 |
kreegh [...] een grooten krak: kreeg ... een gevoelige slag, een forse knauw (wnt viii, i, 65) |
74-75 |
op syn arm [...] Met lanssen: met lansen op zijn arm |
75-76 |
dat ... aarden: en dat het heldendom te voet, met zwaarden en bogen (dwz. en dat het heldhaftige voetvolk van zijn vijanden, dat niet met lansen, maar slechts met zwaarden en bogen was bewapend) krachtig ter aarde deed storten (wnt iii, iii, 4642) |
78 |
blixems: dwz. vuurwapens |
81 |
Wierd nimmermeer de konst volmaakt: dwz. Al heeft de wetenschap nog nooit iets volmaakts tot stand gebracht |
82 |
Men tril zoo deese 't ooghwit raakt: dwz. Men moet zich toch sidderend afvragen of deze wetenschap het nagestreefde doel niet eens zal bereiken |
85 |
Voor d'aankomst: Nog vóór het aanbreken |
86 |
die waarge werldshoop: dat die warrige wereldmassa (leidt een lijdend voorwerpszin in) |
87 |
den vinder: nl. de uitvinder van het buskruit (een andere dan de paap (r. 83), die ooit misschien de wereld zal [...] doen springen, vgl. Syn, r. 88) |
|
eeuwigh: voor eeuwig |
88 |
Syn schelmstuk: Zijn schurkenstreek, Zijn uitvinding |
|
socht myn uur te korten: poogde mijn levensduur te bekorten |
89 |
Daar: Toen |
|
hier, op zee, in Bloks kajuit: de naam van de kapitein (?) is weinig onderscheidend. De bekendste in aanmerking komende Blok is Simon Blok, wiens schip in de vierdaagse zeeslag (1666) ontplofte en die |
| |
| |
|
door Antonides van der Goes bedacht werd met een lijkdicht (nnbw vi, 119-120; Antonides van der Goes, 1685, ii, p. 196-197). Verder zijn mij nog een Joost en een Joris Blok bekend (Smallegange, 1696, p. 772 en Ballhausen, 1923, p. 616). Een Jan Blok was een van de overlieden van de oude jachthaven in Amsterdam (Bakker, 1913, p. 161-164). |
90 |
loste achter uit: aan de achterzijde van de loop af liet gaan, deed exploderen |
91 |
barstende: losbrandend |
92 |
wonder: verwondering |
93 |
of laat, of vroegh: dwz. nu altijd |
94 |
Hoe wys ook: Hoe wijs hij ook is, toch |
95 |
syn beraamden val: het voorbestemde uur van zijn dood |
96 |
de dood: nl. in de gedaante van de dreigende zee |
98 |
Maar 'k lagh er al, had God begeert: Maar, als God het gewild had, had ik er al in (tussen?) gelegen (nl. in de zee, in een zeemansgraf, of: tussen ‘de planken’, dwz. in een doodkist). Ik denk dat Six beide interpretatiemogelijkheden heeft willen openhouden. |
|
|