Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 500]
| |
[302] Geluk op reis, aan Antoni Duivelaar.aant.O Duivelaar, myn taafelbroeder,
Een maand langh, in de heilge stad,
Doorstroomt, van 't geele Tybernat,
De throon van 's werrelds zielbehoeder:
5[regelnummer]
Wat quelt ghe my, om rymgesangen,
Gelyk Fokquier verleeden week,
Tot Spiegels, my te wyten leek?
Dies zal ik hem dat morgen langen.
Ik hebbe gister uitgesongen.
10[regelnummer]
De druppels van myn herssenschaal
Verdrooghde Apolloos sonnestraal.
Myn cytersnaartjes zyn gesprongen.
Ik was nu, om een teugh, verleegen,
Uit Kastals geestigen fontein,
15[regelnummer]
Zoo ik bevruchten zou het brein:
Gelyk 't drooge aardryk, om den reegen.
Maar ghy, op 't punt, om voort te sette
De reis, van my ook eens gedaan,
Weer naa den eedlen Veneciaan,
20[regelnummer]
Gemunt voorts op Alexandrette:
Ghy liet my geene rymens uuren,
Ik songh noch anders braaf uw lof,
Hoe naarstigh ghy, om 't heiligh hof,
Ons toonde d'oude, en nieuwe muuren.
25[regelnummer]
Wat grootsheit bleef er onbekeeken,
Van prachtigh oud Romeinen werk?
Waar by het nieuw, laat Peters kerk,
Zyn duinen, by geberght, geleeken.
Het strydperk, tempels, boogen, wanden,
30[regelnummer]
Kolommen, meenigh graf, en beeld
Te sien, heeft nimmermeer verveelt,
Geleidt van boeken, in uw handen.
Elx heugnis kan ik niet ophaalen:
By Elsevier, de grootste van
35[regelnummer]
Uitheemsche boekekraamers kan
| |
[pagina 501]
| |
Ik die onkryghlik niet betaalen.
Ghy hebt se, woud ghe my die laaten,
Gelyk een goeden fooi te leen,
Zoo leidde ik u, met seegen, heen,
40[regelnummer]
En zou ik altyd met u praaten.
Maar schoon ghe kond se niet ontbeeren,
Noch dankt u al myn ingewand,
Voor goed geselschap, buitens land:
Dat strekke u weer den Heer der Heeren.
45[regelnummer]
Die geef te land, en onder 't vaaren,
Voor moordery, en roovery,
Den Engel Rafel, aan uw sy,
En seegne uw goede handgebaaren.
|
|