4 |
Syn scherpten indringht, door de wolken: Zijn scherpe toppen tot in de wolken laat oprijzen |
6 |
band: nl. ring, duimring |
13 |
waardiger: meer waard |
14 |
om hoogh: in de hemel |
15 |
meenigh: menigeen |
16 |
Indien: Als ... maar |
18 |
Wyl: Als |
19 |
Den ryksstaf sweit: De scepter zwaait |
21 |
hy: nl. de farao |
24 |
in zee: nl. de Rode zee (Exodus 14) |
25 |
Gods kist: De ‘schatkist’ waaruit God Zijn gaven aan de mensheid schenkt |
28 |
In eene hand, de beide panden: De beide gaven (werldsch en geestlik) in de handen van één mens. De voorstelling is een kerstening van die van Jupiter, die werd afgebeeld als drager van twee schalen, waaruit hij bitter en zoet aan de mensheid schonk. |
30 |
Heeft: Bezit |
31 |
met gerustheits kroonen: met de gevoelens van veiligheid en zekerheid, die zijn als bekroningen |
34 |
werlden vreesen doet: hele werelden ontzag voor u inboezemt |
36 |
uws gelyken: die uws gelijken zijn |
38 |
Gods rechter: God als Rechter |
39 |
naamaals: ooit, later |