Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 719]
| |
[418] Droom.aant.Wat wys Kaldeër geeft er licht,
Aan myn diepsinnigh nachtgesicht?
Ik sach, in een benaauwden droom,
Een eiland, in de Noorderstroom:
5[regelnummer]
Waar op een lompe klomp van vlees,
Na langhsaam kruipen, schierlyk rees,
Veel grooter dan een winterbeer,
Die fel, met klaauw, en tandgeweer,
Het hoofd vernielde, en ingewand
10[regelnummer]
Der allergrootsten van dat land.
Hy greep dry ribben, in syn muil,
Van eedel bloed bekroost, en vuil.
Toen riep den Heemel, naa syn wensch:
Eet zoo voortaan van meenigh mensch,
15[regelnummer]
En stel de heele werld in roer.
Waar op die bloedbalgh heene voer.
Wie in dees duisternisse een star
Verstrekt, is my een Beltsazar.
|
|