Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 717]
| |
[417] Op het burgemeesterschap, van den heer Hendrik Dirkse Spiegel.aant.Gelyk het sonlicht meenighmaal
Schoon naa den daageraad, betoogen
Van wolken, niet meer ryst voor oogen,
Maar 's middags doorbreekt, met een straal:
5[regelnummer]
Zoo werd een recht doorlucht gemoed,
Op kussens van wat staats geseeten,
Bewolkt, en van den nyd verbeeten,
Tot dat het uitbarst, als een vloed,
Die flus gestopt, in groot bestek,
10[regelnummer]
Met braave stroomen loopt braggeeren,
Al die syn voortloop wilden keeren,
Ter laaffenis van 's lands gebrek.
Wie deese myn gelykenis,
In Amsterdam, hoewel ook kriegel,
15[regelnummer]
Wil spieglen, in een schoonen spiegel,
Zal vinden die de waarheit is.
Hoe dikwils 't goede Scheepenschap
Dien vroomen man, vry op te trouwen,
Met handen, voor geen goud, ontvouwen,
20[regelnummer]
Om recht gehenghde, langhs den trap
Van rechtsampt, en groot toeversicht,
In jaargebeurten, op te klimmen,
Zoo sach men ook de wetten glimmen,
En handschrift krygen klaarder licht.
25[regelnummer]
De heele stad, uit eenen mond,
Alleen des nydaards uitgeslooten,
Die 't keurlot wist om ver te stooten,
Wanneer men hem te kiesen stond,
Tot Burgemeester, riep te langh:
30[regelnummer]
Waarom is hy er geen van vieren,
Die Amstels Keiserskroon vercieren,
Die booven, langhs dry kruissen, hangh?
Maar nu zoo bukt de nyd schaamrood.
De deughd langhmoedigh doorgedrongen,
35[regelnummer]
Ten spyt des raads der sydsche tongen,
| |
[pagina 718]
| |
Heeft by de grootsten hem vergroot.
De stad, en goddienst kryght meer glans,
Tot vergenoegingh der gemeente.
De Nyd verkniest heur schraal gebeente.
40[regelnummer]
Zoo veel kan 't aansien eenes mans.
|
|