Gedichten (2 delen)(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] [17] Aan Gerrit Brand den ouden. Om myn uurwerkje.aant. Hoe dikwils Brand zal ik u stoep verslyten, Om myn opaal waar in ghy d'uuren telt, Met radjes van latoen? is 't noch ontstelt? Hebt ghy de konst al vast? dit zal u spyten. 5[regelnummer] Maar kont ghy niet verdraagen dat verwyten? Zoo help my voort, en salf myn langh verdriet: Maak dat het met de klokslagh net verschiet, Of 'k zal luidkeels dees broddery uitkryten. Maar lukt het dat ghy 't leevert haast en fix, 10[regelnummer] Zoo zal 'k uw roem, aan wie dat werk by Six Zal sien, 't is van den rechten Brand doen hooren. Gelyk uw soon genoemt werd een Poëet, Zoo loove ik dat uw braave konst min sleet, Daar 's vinders naam, o jammer, is verlooren. Vorige Volgende